Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stage

betekenis & definitie

[Fr.], v. (-s), 1. oorspronkelijk de tijd waarin een afgestudeerd academicus oefende onder leiding van ervaren collega’s alvorens een eigen praktijk te beginnen ⓔ;

2. tegenwoordig ook ruimer gebruikt voor de praktijkervaring die leerlingen bij het hoger technisch onderwijs, sociale academies enz. moeten opdoen vóór zij kunnen afstuderen.

ⓔ In Nederland is een stage verplicht o.a. voor advocaten en kandidaat-notarissen; ook zou men hiertoe kunnen rekenen de RAIO-opleiding (rechterlijk ambtenaar in opleiding), die stages omvat. Artsen zijn verplicht tot een stage in de vorm van co-assistentschappen vóór het artsexamen en meestal een assistentschap daarna.

Ook België heeft stages voor academici, o.a. voor advocaten, voor de rechterlijke macht en voor artsen. Wat betreft de stages in ruimere zin geeft de wet van 30.3.1976 betreffende de economische herstelmaatregelen aan de jongeren onder de 30 jaar die nog geen beroepsactiviteit hebben uitgeoefend de mogelijkheid een stage te volbrengen in een onderneming of administratie van hun keuze. Alle ondernemingen en administraties met ten minste 100 mensen in dienst zijn verplicht stagiaires op te nemen tot 1% van hun totale personeel. De stage bedraagt zes maanden, en kan met maximaal zes maanden worden verlengd.

Bij stages in het algemeen is, al naar gelang de onderliggende rechtsverhouding tussen stagiair en werkgever, de sociale verzekeringswetgeving al dan niet van toepassing. In het algemeen wordt de arbeidsverhouding als een dienstbetrekking beschouwd, met uitzondering voor de werkloosheidswet, o.m. indien de stagiair door tussenkomst van een openbare of van overheidswege gesubsidieerde instelling van onderwijs als stagiair werkzaam is.

< >