bn. en bw. (-er, -st),
1. afwijkend van de loodrechte of horizontale richting, hellend, scheef: een schuine lijn; een schuin oog, een blik van terzijde of een steelse blik; met een schuin oog kijken naar, afgunstig toezien;
2. (fig.) niet in de haak; m.n. dubbelzinnig: schuine moppen, die betrekking hebben op het seksuele.