[Akkadisch: Sjarroe-kin, de echte, d.i. wettig koning], naam van drie koningen uit het oude Mesopotamië.
Sargon I van Akkad, (ook: Sargon de Grote), koning van MESOPOTAMIË (ca.2335 V.C.-2280 v.C.), stichter van het Oudakkadische Rijk, dat hij bestuurde vanuit zijn nieuwe hoofdstad Akkad. Volgens de Babylonische koningslijst begon Sargon zijn carrière als schenker aan het hof van Oerzababa van Kisj. Later kwam hij tegen zijn heer in opstand en stichtte de hoofdstad Akkad. Na de verovering van Kisj versloeg Sargon Loegalzaggesi van Oeroek in 34 veldslagen, waardoor hij heer werd over het gehele Soemerische zuiden tot aan de Perzische Golf. Hierdoor ging de hele zeehandel met Indië en Oman via de rivierhaven van Akkad (omslagplaats voor geïmporteerd metaal en gesteente). Daarop begon Sargon veroveringstochten in noordwestelijke richting, waarbij hij Ebla en Mari veroverde.
Op zijn tweede veldtocht drong hij tot in Noord-Syrië door en bereikte de Middellandse Zee, de Libanon en zelfs de Taurus (Zilverberg). Ook de vm. Soemerische stadstaten moesten zijn suprematie erkennen. Sargon was de eerste koning die over heel Mesopotamië regeerde. Zijn veroveringen ondernam hij wellicht veelal slechts ter verkrijging van grondstoffen. Een legende, Sjar tamchari (Koning van de veldslag) geheten, bericht van veroveringen van het Tinland (Cyprus), Kreta en Anatolië ter bescherming van de aldaar gevestigde Mesopotamische kooplieden.
Tot aan het eind van zijn regering had hij echter steeds met opstanden te kampen. Een belangrijke maatregel van Sargon was de bezetting van de stadhoudersposten in zijn uitgestrekte gebied met burgers van Akkad, ten dele zijn eigen familieleden. Tijdens zijn bewind kwam het Semitische bevolkingselement als machtsfactor naar voren. Sargon pousseerde het Semitische Akkadisch als schrijftaal van koningsinscripties. Zijn rijk stimuleerde de ontwikkeling van de kunst (sculptuur, rolzegels, calligrafie). Van de naam van de hoofdstad Akkad is het adjectief Akkadisch afgeleid, dat de standaardaanduiding is geworden voor het Semitische element (ook de taal) van het oude Mesopotamië, in onderscheiding van het Soemerische. De latere koningstitulatuur duidt het gehele gebied dan aok aan als Soemer en Akkad.
Volgens een latere legende zou Sargons vader een aomade en zijn moeder een hogepriesteres zijn geweest, die hem in een mandje op de rivier de Eufraat te vondeling legde, waarop hij voortdreef, totdat zijn adoptiefvader, een boer, hem vond. Godsdiensthistorisch van verreikende betekenis was het door Sargon en zijn theologisch en litterair hoogbegaafde dochter Enchedoeanna (hogepriesteres van Sin) bevorderde syncretisme tussen de oudere Soemerische en latere westelijke (Akkadische) godsdienstige voorstellingen. Tijdens zijn dynastie ontvingen de vorsten voor het eerst goddelijke verering. Sargons beeld werd nog in de Nieuwbabylonische tijd vereerd.
LITT. E.Sollberger, R.-J.Kupper, Inscriptions royales sumériennes et akkadiennes (1971).
Sargon I van Assyrië, koning van de stadstaat ASSOER (midden 19e eeuw v.C.). Sargon versterkte de vestingwerken van zijn stad, die tijdens zijn bewind vele handelsbetrekkingen onderhield en een periode van economische bloei beleefde. Van Sargons regering is weinig bekend.
Sargon II, koning van ASSYRIË (721 v.C.—705 v.C.). Sargon was een van Assyrië’s grote veroveraars, bouwer van het imperium. Tot zijn belangrijke veldtochten behoren die tegen Syrië en Palestina, waarbij hij herhaaldelijk tot de Egyptische grens doorstootte. In 721 v.C. veroverde hij Samaria. In 714 v.C. schakelde hij de grote noordelijke rivaal Oerartoe uit. Van deze strijd bestaat een briefverslag aan de góden van Assoer.
Sargon versloeg de Kimmeriërs in het noorden, daarbij gesteund door Midas de Frygiër, en veroverde de troon van Babylon, na Elam en de Chaldeeën verslagen te hebben (710 v.C.). Hij sneuvelde tijdens een campagne in Klein-Azië. Zijn indrukwekkende nieuwe hoofdstad Doer-Sjarroekin (Sargonsburcht), waarvan de moderne naam Chorsabad luidt, werd m.n. van 1930-35 door Amerikaanse archeologen onderzocht.
LI TT. A.G.Lie, The inscriptions of Sargon n. The annals (1929); F.M.T.de Liagre Böhl, Het tijdvak der Sargoniden (1949); P.Garelli, Le Proche-Orient Asiatique II (1974).