bevolkingsgroep in het zuidelijk deel van de Sulu Archipel, m.n. op de Tawitawigroep (onder de kust van Sabah). Zij vormen de op drie na grootste groep (ca. 160000) van de Moro, zoals de Portugezen de oorspronkelijke, geïslamiseerde bevolking noemden.
De Samal hebben gemeenschappelijke landbouwgrondjes, maar leven voor een groot deel op hun boten voor visvangst en handel. De familiebanden zijn zeer sterk, zij staan ten opzichte van de in het noordelijk deel van de Sulu Archipel wonende Taosug in een sociaal lagere, maar ten opzichte van de Badjau in een sociaal hogere positie. Aangezien een huwelijk waarbij de vrouw ‘omhoog’ trouwt de voorkeur geniet, trouwen Badjauvrouwen met Samalmannen, Samalvrouwen met Taosugmannen, en praktisch nooit omgekeerd. Omdat hun cultuur zo totaal verschilt met die van de naar hun eilanden migrerende christenen uit het noorden van de Filippijnen, door wie zij zich verdrongen en overheerst voelen, ijveren zij al jaren voor autonomie of voor aansluiting bij Sabah; zij voelen zich bovendien cultureel nauw verwant aan de bevolking van Sabah.