o., het verschijnsel dat bij een gedeeltelijk ontwikkeld fotografisch negatief door de inwerking van alsnog toegelaten licht, bij voortgezette ontwikkeling, een positief beeld ontstaat.
Het bij eerste ontwikkeling zwak gevormde zilverbeeld bevindt zich hoofdzakelijk nabij het oppervlak van de laag. Werkt opnieuw (een geringe hoeveelheid) licht in, dan drukt als het ware dit negatieve beeld zichzelf af op het onderliggende nog niet ontwikkelde gedeelte van de laag, waarbij in de voortgezette ontwikkeling een positief ontstaat dat in zwarting krachtiger kan worden (dit hangt af van het tijdstip waarop de extra-belichting gegeven wordt) dan het aanvankelijke negatieve beeld. Door de laag in een onbeweeglijk gelaten vloeistof te ontwikkelen en door bij geschikte ontwikkelaarkeuze e.d. het randlijneffect te bevorderen, kan een even grote zwarting bij negatief en positief beeld worden bereikt, waarbij alleen de scheidingslijn tussen de oorspronkelijke contrasterende partijen als lichtere lijn overblijft. Op deze wijze bereikt men fotografische afbeeldingen, die alleen de contourlijnen weergeven, zgn. pseudo-solarisatie-foto’s.