Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

refractie (refraktie)

betekenis & definitie

[→Lat. refringere, verbreken], v.,

1. breking van licht aan een oppervlak (→breking);
2. de geleidelijke straalkromming van een lichtstraal in de atmosfeer (e);
3. (oogheelkunde) brekingstoestand van het oog, beschreven in termen als bijziendheid, verziendheid, astigmatisme (e).

(E) GEOLOGIE. Refractie is een nog weinig gebruikte methode van seismische exploratie, waarbij uit de aankomsttijden van een op een discontinuïteitsvlak gebroken golf structurele gegevens over de sedimentaire bedekking verkregen worden. OOGHEELKUNDE, Men bepaalt de refractie subjectief, door proefglazen voor het oog te zetten, of objectief, met behulp van de →skiascopie. OPTICA. De refractie in de dampkring van de aarde wordt veroorzaakt door de dichtheidsverschillen van de luchtlagen. De van buiten komende straal wordt volgens de wet van Snellius (→breking) steeds naar de plaatselijke normaal toe gebogen, hetgeen in het algemeen resulteert in een gebogen lijn.

Dit speelt zich af in een verticaal vlak; het azimut van een ster verandert hierdoor niet, maar de zenitafstand wordt wat kleiner en wel des te meer, naarmate de invalsrichting van de straal een grotere zenitafstand heeft; aan de horizon bedraagt de refractie gemiddeld 36' (ongeveer een hoek overeenkomend met een zonnediameter). Op het ogenblik, waarop de zon feitelijk reeds onder had moeten zijn, ziet men haar door de refractie nog geheel boven de kim. De opkomst van een ster wordt in Ned. en België door de refractie ca. 2 minuten vervroegd, de ondergang evenveel vertraagd. De poolnacht wordt er vele dagen, soms een paar weken, door bekort. De refractie verkleint de verticale middellijn, maar laat de horizontale diameter onveranderd, gevolg hiervan is de afgeplatte vorm, die de zon bij open ondergang vertoont. Ook de van een aardse lichtbron uitgaande lichtstralen ondervinden een soms vrij sterke breking in de onderste lagen van de atmosfeer; hierdoor wordt aan de nauwkeurigheid van optisch-geodetische metingen een grens gesteld.

De refractie is afhankelijk van de golflengte, hiermee moet in de astrofotografie rekening worden gehouden. Het verschil tussen fotografische en visuele refractie is de dispersie van de dampkring (die in de horizon 34" bedraagt). Bij zeer lage stand van een heldere ster is de dispersie zeer goed merkbaar; zij rekt het beeld van de ster tot een verticaal spectrum uit (rood onderaan) en is ook verantwoordelijk voor de zgn. →groene straal bij de zon.

< >