[Lat.], m. (-en, -s), hervormer, m.n. op het gebied van de kerk, het geloof en/of het godsdienstig leven.
In tegenstelling tot de godsdienststichter ligt bij de reformator het accent op de terugkeer tot een zijns inziens klassieke beginperiode van de desbetreffende godsdienst. Hij spreekt daarom ook mipder dan de stichter ‘op eigen gezag’. Voorbeelden van reformatoren treft men aan in b.v. hindoeïsme (Dayanand Sarasvati, 19e eeuw, stichter van de Arya Samäj), islam (Wahhab, 18e eeuw, stichter van de Wahhabieten), christendom (M. Luther, J.Calvijn).
LITT. G.van der Leeuw, Der Reformator (in: Phänomenologie der Religion, 1956).