in de kerkgeschiedenis van het westerse christendom de belangrijkste kerkhervorming, uitlopende in een schisma, dat het protestantisme (en de Contrareformatie) in het aanzijn riep. De beweging, voorbereid door 14e-15e-eeuwse hervormingsstrevingen binnen de kerk en beïnvloed door het humanisme en de renaissance, werd 31.10.1517 ingezet, doordat de monnik Maarten Luther zijn 95 stellingen tegen de aflaat publiceerde.
Ofschoon niet bedoeld als een principiële aanval op de Rooms-Katholieke Kerk, werden hierin toch beginselen uitgesproken die met praktijken van die kerk botsten, b.v.: waarachtig berouw geeft kwijtschelding van straf, ook zonder aflaatbrieven; de aflaat heeft alleen waarde als kwijtschelding van uitwendige, kerkelijke straffen; de paus heeft niet het recht vergeving der zonden te schenken, maar alleen ze te verkondigen, zoals elke priester. In de strijd die zijn optreden verwekte, werd Luther steeds consequenter. Tenslotte heeft hij een aantal beginselen beleden, die fundamenteel van de rooms-katholieke afweken: de mens wordt door God aangenomen (gerechtvaardigd) alleen op grond van het geloof (en niet door zijn goede werken); geloof is een innerlijk vertrouwen op de genade van God (en niet onderwerping aan de kerkleer); het geloof wordt gewekt door het evangelie of het woord Gods (en niet door de sacramenten van de kerk); het is een goddelijk wonder, gegrond in de predestinatie. Door deze beginselen heeft Luther de betekenis van het kerkelijk gezag (in concilies, traditie, paus), priesterbegrip en hiërarchie, geloof aan de transsubstantiatie, in het algemeen aan de rooms-katholieke sacramenten, aan misoffer, vagevuur en ‘offers’ voor de doden, heiligen-, beelden-, relikwieënverering en bedevaarten, de verdienstelijkheid der goede werken en daarmee samenhangende het monnikendom en de religieuze bedelarij verworpen. Vergeleken met de andere hervormingsgezinde stromingen was Luther overigens nog vrij conservatief, waar hij b.v. toch de gewone leden van de gemeente nog enigermate onder de geestelijken stelde, onder de geestelijkheid een zekere rangorde erkende, aan de sacramenten van doop en avondmaal toch enige effectieve kracht toekende, bij het avondmaal vasthield aan de consubstantiatie, de scholastieke theologie niet geheel overwon en bij de eredienst uitging van de regel, dat wat door de H. Schrift niet verboden wordt, kan worden aangehouden, en dus het altaar en het crucifix, orgelspel en koorgezang in de kerk behield.
Inzake de kerkorde liep Luthers hervorming uit in de zogenaamde landskerken, waarbij de wereldlijke overheid het hoogste gezag in de kerk uitoefent, lutheranisme.Een tweede kring van de Reformatie treft men aan in Zwitserland, m.n. verbonden aan de personen van H.ZwingIi en J.Calvijn, waarvan de laatste verreweg de meeste invloed heeft uitgeoefend. Was bij Luther het reformatorisch beginsel meer antropologisch in die zin, dat zijn aandrift was gelegen in de vraag naar de redding van de mens bij Calvijn was het meer theologisch, gericht op de volstrekte soevereiniteit van God. Deze soevereiniteit uit zich tegenover de mens in de predestinatie, waardoor deze zich kind van God weet en daarom geroepen om in de wereld te werken en haar voor het Koninkrijk Gods te veroveren. In het avondmaal zag Calvijn geen consubstantiële tegenwoordigheid van Christus: het is genadegave Gods aan de gelovigen, een geestelijke gemeenschap met het hemels lichaam van Christus, teken en onderpand van Gods schuldvergevende liefde. Calvijn ging verder dan Luther ten opzichte van het algemeen priesterschap der gelovigen, zodat er geen heersende geestelijke stand in de gereformeerde kerk kan bestaan en geen rangorde onder de predikanten. Ook ging hij verder ten aanzien van de eredienst, waarbij alles geweerd moest worden wat niet door de H.
Schrift wordt voorgeschreven, zodat de dienst alleen maar mag bestaan uit prediking, geloofsbelijdenis, gebed en gemeentezang, terwijl het kerkgebouw de grootst mogelijke soberheid moet vertonen. De kerkorde moet rusten op goddelijk recht naar grondlijnen van de H. Schrift, eist daarom een strenge tucht van de leden, maar ook een volkomen zelfstandige kerk, die niet door de overheid beheerst mag worden. Blijkens Handelingen moeten ‘oudsten’ de gemeente regeren: het presbyteriale systeem, door Calvijn uitgewerkt tot een presbyteriaal-synodaal systeem, met een synode als vertegenwoordigende de gezamenlijke plaatselijke kerken, calvinisme.
Een derde kring van de Reformatie vormen de zgn. spiritualisten, die zich niet willen onderwerpen aan het gezag van de H. Schrift, maar zich door de H. Geest (Spiritus Sanctus) willen laten leiden. Zij staan dus vrije profetie voor, leggen sterke nadruk op de spoedige wederkomst van de Heer, wiens komst zij willen voorbereiden door een geheel nieuwe orde van zaken, staan daardoor in de regel ook revolutionair tegenover het staatsgezag, verwerpen de kinderdoop, willen een gemeente van heiligen. Deze groepen, waartoe o.a. de anabaptisten behoren, hebben in de Reformatie-tijd vele woelingen veroorzaakt (b.v. de Duitse boerenopstand van 1524, de strijd om het Zionsrijk te Munster).
Een geheel eigen ontstaansgrond en geschiedenis, niettemin duidelijk met de Reformatie verbonden, vertoont de Anglicaanse Kerk in Engeland, [dr. R.van den Broek]
LITT. J.Lortz, Die Reformation in Deutschland (2 dln., 1939; 1965); H.J.Grimm, The Reformation era, 1500-1650 (1954, 1973); G.H.Williams, The radical Reformation (1962); H.Fast, Der linke Flügel der Reformation (1962); R.FI.Bainton, Studies on the Reformation (1963); H.A.Enno van Gelder, The two Reformations in the 16th Century (1964);
O.Chadwick, The Reformation (1964); J.Delumeau, Naissance et affirmation de la Réformation (1967); O.Thulin e.a., De Reformatie in Europa (1967); G.Müller, Die Römische Kurie und die Reformation, 1523-1534 (1969); G.Rupp, Patterns of Reformation (1969); L.P.Buck-J.W.Zophy, The social history of the Reformation (1972); S.E. Ozment, The Reformation in the cities (1975).