v./m. (-en),
1. met prikkels bezet keukengereedschap om fijn poeder van iets af te halen of iets klein te maken: de rasp dient tot het fijnwrijven van nootmuskaat, kaas, appels enz.; toestel van tabaksverkopers om rapé te maken;
2. (houtbewerking) soort van vijl met op zichzelf staande gekopte snijkanten; grove rasp, fijne rasp, voor het opzoeten;
3. huidaandoening bij paarden op de achterzijde van het voorkniegewricht (beengebrek);
4. guiro.