[Hdu.], v./m. (-ten),
1. vuurpijl;
2. door een reactiemotor voortbewogen voorwerp dat de benodigde brandstof zelf meevoert.
Een raket bestaat uit: het lichaam, de nuttige lading, de voortdrijvende lading, de motor, de besturings-en stabilisatie-inrichtingen, eventueel de ontvanginstallatie voor afstandsbesturingssignalen en (bij wapens) de explosieve lading met ontstekingsmechanisme. De raket heeft als voordelen dat zij in ijle lucht en buiten de atmosfeer haar gehele stuwvermogen behoudt (raketmotor) en van betrekkelijk lichte lanceerinrichtingen kan worden afgevuurd. Nadelen zijn het grote gewicht, de hoge produktiekosten en de geringe nauwkeurigheid (indien niet geleid) ten opzichte van het conventionele projectiel. Behalve voor de ruimtevaart en als wapen wordt de raket ook voor diverse andere doeleinden gebruikt, b.v. vuurpijlen voor vuurwerk, voor noodsignalen, het overschieten van reddingslijnen en als startraket voor vliegtuigen.
Theorie van de raketvlucht. De raketvlucht valt uiteen in het deel waarin de raketmotor werkt en de raket dus voortgestuwd wordt, en het deel met uitgeschakelde aandrijving, de vrije vlucht. De stuwende werking van een raketmotor berust op het reactiebeginsel, net als de terugstoot van een geweer. Als in een tijd Δt een hoeveelheid brandstofprodukten met massa Δm en een uitstroomsnelheid u uit de raketmotor wordt gestuwd, krijgt de raket (massa m) een impulstoename m⋅Δv (Δv is snelheidstoename van de raket) waarbij m⋅Δv = Δm⋅u (wet van behoud van impuls). Uitwerking van deze raketvergelijking levert: v1 v0 = u⋅ln R, waarin v0 de beginsnelheid, v1 de eindsnelheid en R = m0 /m1 de verhouding van de beginmassa en de eindmassa van de raket zijn. Door de op de raket werkende aantrekkingskracht van de aarde en de wrijving van de atmosfeer is de werkelijke snelheidstoename kleiner.
Voor de meeste bruikbare brandstofcombinaties ligt de uitstroomsnelheid tussen 2 km/s en 4 km/s. Om een kunstmaan in een baan om de aarde te brengen is minimaal een snelheidstoename van ca. 8 km/s nodig, dit zou een massaverhouding R vragen van 55—7,5. Structureel kan met een gewone raket nauwelijks een R > 8 bereikt worden. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van meertrapsraketten, waarbij de totale raket is opgebouwd uit een aantal deelraketten die na elkaar worden gebruikt, terwijl het uitgebrande deel wordt afgeworpen. Zo kunnen veel hogere massaverhoudingen worden bereikt.
Als de raketmotor is uitgeschakeld, beweegt de raket in vrije val en volgt dan een kogelbaan.
De beweging wordt dan bepaald door de aantrekkingskrachten van aarde en de hemellichamen en eventueel de wrijving in de atmosfeer.
Geschiedenis. De eerste raketten (vuurpijlen) werden gemaakt in China. Vast staat dat zij in 1232 gebruikt werden in de strijd tegen de Mongolen. Vanaf de 13e eeuw was de raket bekend in Europa. Men kwam op het idee om raketten uit kokers te lanceren en meertrapsraketten te vervaardigen. In 1687 zette Newton aan de hand van zijn wet ‘actie is reactie’, uiteen, dat alleen dit principe interplanetaire vluchten mogelijk maakte.
In de eerste helft van de 19e eeuw paste men de raket op militair gebied toe, maar hij werd afgeschaft toen het kanon werd ontwikkeld. In 1881 ontwikkelde de Rus N.Kibaltsitsj in de gevangenis een reactiemotor voor ruimtereizen; dit ontwerp werd in de politiearchieven pas na de Russische Revolutie teruggevonden en gepubliceerd. In 1903 publiceerde K.E.Tsiolkovski een studie, Het onderzoek van de ruimte met reactie-instrumenten, waarin de grondslagen van de ruimtevaart worden behandeld. Tsiokovski wordt daarom beschouwd als de vader van de ruimtevaart.
R.H. Goddard lanceerde in 1926 de eerste raket met vloeibare brandstoffen.
H.Oberth publiceerde in 1923 Die Rakete zu den Planetenraumen, waarin de theorie van de raketvlucht wiskundig werd ontwikkeld en modellen van vloeistofraketten werden aangegeven.
In Duitsland werd sinds het eind van de jaren twintig door particuliere uitvinders gewerkt aan de ontwikkeling van raketten. Sinds 1937 werden op de basis Peenemünde aan de Oostzee proeven genomen onder leiding van W.von Braun die in 1942 leidden tot de lancering van de eerste operationele raket, de V2. In 1946 werd in de VS een buitgemaakte V2 gelanceerd voor het doen van astronomische waarnemingen. Voortbouwend op de Duitse rakettechnologie hebben de VS en de USSR sindsdien vele soorten raketten ontwikkeld. raketmotor, ruimtevaart.
LITT. B.van der Klauw, Raketten en geleide projectielen (1963); C.Canby, Geschiedenis van de raket en de ruimtevaart (1964).
Militaire toepassingen. De eerste militaire toepassing van de moderne raket op grote schaal was de inzet van de Duitse V2 raket in de periode van 8 september 1944—29 maart 1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog nam de ontwikkeling van raketten voor velerlei militaire doeleinden een grote vlucht. De vele soorten raketwapens hebben de orthodoxe wapensystemen gedeeltelijk verdrongen. Men kan de militaire raketten naar hun gebruik onderverdelen in een tiental klassen:
1. strategische ballistische raketprojectielen.
Frankrijk heeft in deze klasse de M20 met thermonucleaire lading, terwijl de veel grotere M4 in ontwikkeling is. In de VS ontwikkelt men in deze klasse de Trident en de MX. De laatste is bedoeld als opvolger van de huidige Minuteman, maar de produktie van de Minuteman III gaat nog steeds door. De Sovjetunie heeft de SS-17, SS-18 en SS-19 in gebruik, evenals de SS-16, terwijl de SSX-20 in ontwikkeling is als ballistisch projectiel tegen doelen in West-Europa.
2. strategische niet-ballistische raketprojectielen.
Voor de Amerikaanse luchtmacht kent men in deze categorie het door vliegtuigen te lanceren Cruise missile, terwijl de Amerikaanse marine de Tomahawk ontwikkelt. De Franse ASMP is niet in produktie genomen.
3. tactische ballistische raketprojectielen.
In deze klasse heeft de Amerikaanse Lance de aandacht getrokken; het type wordt gebruikt bij de strijdkrachten van de VS, Groot-Brittannië, West-Duitsland, Italië, Israël, België en Nederland. Het Franse leger heeft 5 regimenten met de Pluton. De Russische Scud is ook in Syrië in gebruik.
4. lucht-grond-raketten.
In deze klasse bestaan aan westerse kant en Sovjetzijde tientallen verschillende typen. De Amerikaanse Maverickserie maakt gebruik van infrarode en lasergeleiding.
5. antischip-raketprojectielen.
De Franse vertegenwoordiger in deze klasse, de Exocet, vindt toepassing in vele landen. De Italiaanse Otomat is o.m. op grote schaal in gebruik in Syrië. De Amerikaanse Harpoon dient ook bij de Britse marine. Ook de Sovjet-unie telt een dozijn typen in deze klasse, die hetzij van schepen dan wel door vliegtuigen of van het vasteland kunnen worden gelanceerd.
6. anti-onderzeeboot-raketprojectielen.
De Amerikaanse Asroc raketten vinden toepassing bij een tiental marines, terwijl de Amerikaanse marine ook de Subroc in inventaris heeft. De Russische marine beschikt over de SS-N-14 en de FRAS in deze klasse.
7. antiballistische raketprojectielen.
Alleen de VS en de USSR beschikken over systemen van projectielen tegen ballistische projectielen. Het Amerikaanse systeem heet Safeguard, maar is gedeactiveerd. De Russische tegenhanger is het Galoshsysteem waarvan vier batterijen van 16 projectielen rond Moskou zijn opgesteld.
8. grondlucht-raketprojectielen.
De klasse der luchtverdedigingsprojectielen is kwantitatief zeer uitgebreid, terwijl kwalitatief steeds naar verdere verfijning en modernisering wordt gezocht. Deze categorie telt vele tientallen verschillende typen. De Ned. en Belg. strijdkrachten beschikken over de Nike Hercules en de Hawk.
9. lucht-lucht-raketprojectielen.
Ook deze categorie kent een groot aantal typen, van Franse, Israëlische, Italiaanse, Japanse, Zweedse, Britse, Amerikaanse en Russische makelij. De projectielen worden meegevoerd door vliegtuigen.
10. antitankraketten. Deze raketten zijn op grote schaal vervaardigd. Zo werden van de Franse SS-11 antitankraket meer dan 160000 exemplaren gemaakt. Andere bekende antitankraketten zijn de FransDuitse Milan en de Amerikaanse Tow.