v. (-en), een storing in de ontvangst van radiosignalen in de ruimste zin.
Behalve door op te naburige frequentie werkende zenders ontstaat radiostoring vooral doordat plaatselijke elektromagnetische energie ontstaat, b.v. bij een vonkoverslag (elektromagnetische golven). Deze bereikt het ontvangtoestel via het lichtnet (b.v. van een naburig, niet-ontstoord elektrisch lasapparaat), óf draadloos (b.v. van een bliksem). Magnetische stormen kunnen het radioverkeer onmogelijk maken (dellingerverschijnsel). Tegenmaatregelen kunnen zijn: toepassen van antenne met richtwerking; netfilter; compensatie voor fading; frequentiemodulatie.