Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Quechua (Quichua)

betekenis & definitie

(taalkunde),

o., (ook: Runa-simi, Inga), Indiaanse taal dat gesproken wordt in een groot deel van de Zuidamerikaanse republieken Peru, Bolivia en Ecuador.

Ook zijn er Quechuasprekenden in delen van Noordwest-Argentinië, Noord-Chili en ZuidColombia. Met een geschat aantal sprekers van 7,5 mln. is het Quechua de grootste van alle nu nog gesproken Indiaanse talen. Het Quechua gold in het Inkarijk als de officiële voertaal. Het Quechua valt uiteen in een groot aantal dialecten, waarvan de onderlinge verstaanbaarheid vaak gering is. A. Torero maakte in 1965 een indeling in twee hoofdgroepen, Quechua i en n, waarvan de eerste beperkt is tot het centrale hoogland van Peru en de tweede alle andere dialecten rond dit gebied omvat.

Er is een beperkte hoeveelheid litteratuur in het Quechua. De bekendste werken zijn het Ollantay, een 17e-eeuws toneelstuk, en een verzameling mythen uit de plaats Huarochiri (nabij Lima), aan het eind van de 16e eeuw bijeengebracht door Francisco de Avila. In de moderne samenleving van de Andesrepublieken speelt het Quechua nog steeds een belangrijke rol, alhoewel de fragmentatie in dialecten het ontstaan van een standaardtaal bemoeilijkt heeft. In mei 1975 werd het Quechua in Peru officieel als tweede landstaal erkend, wat de instandhouding van de taal begunstigt.

LITT. F.Domigo de Santo Tomas, Gramatica o arte de la lengua general del Peru (1961); H.Trimborn en A.Kelm, Francisco de Avila (1967); J.Lara, La literatura de los Quechuas (1969); A.Torero, El Quechua y la historia social andina (1974); W.F. H.Adelaar, Tarma Quechua (1977).

< >