[Egyptische Per Atoem, Huis van Atoem; Gr.: Patumos], stad in het oude Egypte aan de oostelijke rijksgrens in de Wâdi Tumilât, oudtijds een zijarm van de Nijl naar de Rode Zee. Pithom was een garnizoensstad en kolonisatiecentrum, en kende een hoge bloei in de tijd van de Ramessieden (1300—1100 v.C.).
Volgens Ex.1,11 hebben de Israëlieten tichelstenen voor de bouw van Pithom moeten maken. Waarschijnlijk geeft de ruïneheuvel Teil el-Maschoeta de plaats van de stad aan. Bij de aanleg van het Suezkanaal werden in die omgeving belangrijke vondsten gedaan. Resten van een tempel zijn nog aanwezig. Herodotos vermeldt de stad in Boek II, 158.