Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Non-Proliferatieverdrag (NPV)

betekenis & definitie

verdrag tegen de verspreiding van kernwapens, ondertekend te Londen, Moskou en Washington op 1.7.1969 en in werking getreden op 5.3.1970, toen de USSR, het Verenigd Koninkrijk, de VS en 40 niet-nucleaire staten het verdrag hadden geratificeerd. Op 30.5.1976 waren 97 staten tot het verdrag toegetreden.

Belangrijke staten als China, Frankrijk, Israël, India en Japan ontbraken echter. De niet-nucleaire staten (staten die vóór 1.1.1967 geen atoombom hadden gemaakt en tot ontploffing gebracht) verbinden zich in art. 2, geen kernwapens te produceren of op andere wijze te verkrijgen. De nucleaire staten verplichten zich in art. 1, atoomwapens niet aan anderen over te dragen en niet-nucleaire staten niet bij de produktie te helpen. Zo wordt door het verdrag de feitelijk bestaande toestand van ‘have’s’ en ‘havenot’s’ gemaakt tot een juridisch vastgelegde. Art 1 verbiedt niet dat nucleaire wapens in een nietnucleaire staat worden opgeslagen (zoals de duizenden tactische Amerikaanse kernwapens in WestEuropa en Russische in Oost-Europa), maar de beschikkingsmacht mag niet uit handen worden gegeven, al is het toegelaten dat de betrokken niet-nucleaire staten inspraak hebben bij het opstellen van de richtlijnen voor het gebruik (zoals geschiedt in het Defence Planning Committee van de NAVO). Er zijn belangrijke verschillen in interpretatie, b.v. betreffende de vraag of een niet-nucleaire verdragsstaat bij de produktie van kernwapens hulp mag verlenen aan een niet-nucleaire staat die het verdrag niet heeft aanvaard.

In het verdrag is niet voorzien in controle op de naleving van de verplichtingen door de nucleaire staten. Om redenen van militaire veiligheid was geen inspectie mogelijk waarbij b.v. de beschikkingsbevoegdheid over Amerikaanse nucleaire wapens in Duitse ‘delivery Systems’ zou kunnen worden gecontroleerd. Inspectie is wèl geregeld ten aanzien van de plichten van de niet-nucleaire staten. Deze moeten met de International Atomic Energy Agency (IAEA) te Wenen tot overeenstemming komen voor de wijze van verificatie door de IAEA. De overeenkomst met de IAEA kan ook door een groep staten worden gesloten, zoals Euratom (Europese gemeenschap voor Atoomenergie). Onderhandelingen moeten beginnen binnen 180 dagen nadat de staat tot het verdrag is toegetreden, en resultaat hebben binnen anderhalf jaar.

De onderhandelingen tussen Euratom en lAEA leidden in 1973 tot een overeenkomst betreffende de inspectie, hetgeen de weg opende tot de ratificatie van het NPV door de Euratom-staten (uitgezonderd Frankrijk). Het gaat bij de inspectie vooral over de vaststelling of splijtmateriaal niet voor verboden doeleinden wordt gebruikt (art. 3). Sommig militair gebruik is niet verboden, zoals nucleaire energie voor onderzeeërs. Splijtmateriaal, bestemd voor niet-verboden militair gebruik valt niet onder de IA E A-controle; evenmin de levering van splijtmateriaal aan nucleaire staten voor militaire doeleinden.

Volgens art. 4 is onderzoek, produktie en gebruik van nucleaire energie voor vreedzame doeleinden een ‘onvervreemdbaar recht’. De verdragspartijen nemen de verplichting op zich om speciaal de niet-nucleaire staten te helpen. Art. 5 geeft een bijzondere regeling van de toepassing van nucleaire explosies voor vreedzame doeleinden. De nucleaire staten zullen de explosieven, onder toereikende internationale inspectie, aan de niet-nucleaire staten leveren tegen kostprijs. Op aandringen van de niet-nucleaire staten is art. 6 aanvaard, waarbij alle partijen de verplichting op zich nemen om te gaan onderhandelen over het spoedig beëindigen van de nucleaire wapenwedloop, en over nucleaire ontwapening onder internationaal toezicht. Men wil daarmee bereiken dat niet alleen de horizontale, maar ook de verticale proliferatie voorkomen wordt.

Volgens art. 10 kan iedere partij het verdrag opzeggen als buitengewone gebeurtenissen, verband houdend met het onderwerp van het verdrag, de hoogste belangen van de staat in gevaar hebben gebracht. De opzegtermijn is dan drie maanden. Het tot stand komen van het NPV is bijzonder gestimuleerd door de VN. Het ontwerp-verdrag werd wegens de kritiek in de Algemene Vergadering, ten gunste van de niet-nucleaire staten gewijzigd en met grote meerderheid goedgekeurd (95 voor, 4 tegen en 21 onthoudingen). Uit de besprekingen volgde ook dat het verdrag open staat voor alle staten (dus ook voor de beide Duitslanden en Korea’s). In art. 8 van het verdrag is bepaald, dat een Herzieningsconferentie 5 jaar na het in werking treden zou worden gehouden.

Deze conferentie had plaats van 530 mei 197

5. Kritiek werd geuit op de atoommachten, dat zij de verplichtingen van art. 6 niet waren nagekomen. De atoommachten waren niet bereid te verklaren, dat zij nooit atoomwapens zullen gebruiken tegen Npv-leden. Zo’n verklaring zou echter de staten die zich afzijdig hebben gehouden kunnen bewegen, tot het verdrag toe te treden. Het meer en meer binnen ieders bereik komen van de technische mogelijkheid om atoomwapens te maken, schept eveneens risico’s. India bracht een atoomontploffing tot stand in 1974, naar men verklaarde slechts bestemd voor vreedzame doeleinden.

De vraag is, wanneer Argentinië, Brazilië, Egypte, Israël, Pakistan, Zuid-Afrika, Spanje (niet-NPV-leden) zullen volgen. Het verbod van het bezit van kernwapens komt behalve in het NPV ook voor in vredesverdragen van na de Tweede Wereldoorlog (Hongarije, Bulgarije, Roemenië, Finland) en in andere overeenkomsten met de in die oorlog verslagenen (de Verdragen met de BRD in 1954, het Oostenrijks Staatsverdrag in 1955). [prof.mr.B.V. A.Röling]

LITT. F.A.M.Alting von Geusau (red.), Kernwapens voor alle landen? (1967); G.Fahl, International law of arms control (1975 ; tekst van verdragen en documenten in Engels en Duits).

< >