v. (-en), de verplichting om boven de toegezegde inbreng bedragen aan verliezen te dekken.
In Nederland bestaat de verplichting tot nastorting onbeperkt voor de maatschap en de vennootschap onder firma, zij het in verhouding tot ieders aandeel in het verlies (art. 1670 BW). Er is een mogelijkheid de aansprakelijkheid voor allen op één na uit te sluiten of te beperken, behalve voor de rederij. Op aandeelhouders rust geen andere financiële verplichting dan die tot volstorting van hun aandeel. De overige rechtspersonen zijn vrij in hun regeling, bij coöperatieve vereniging is nastorting verplicht, maar met vrijheid tot beperking of uitsluiting.
In België is nastorting geregeld in art. 1853 BW: wanneer de akte van vennootschap het aandeel van elke vennoot in de winsten of verliezen niet bepaalt, is ieders aandeel evenredig aan zijn inbreng in de vennootschap. In geval een vennoot slechts zijn nijverheid heeft ingebracht, wordt zijn aandeel in de winsten of in de verliezen geregeld alsof zijn inbreng gelijk was aan die van de vennoot die het minst heeft ingebracht.