Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

maskering

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (akoestiek) het onhoorbaar of zwakker worden van een geluid tengevolge van de aanwezigheid van een ander geluid (e);
2. het aan het gezicht onttrekken van militaire doelen (camouflage);
3. (dierkunde) term voor de gelijkenis tussen kleur, vorm of tekening van een dier en zijn omgeving (camouflage);
4. (planteziektenkunde) het tijdelijk afwezig zijn van ziektesymptomen, nadat deze eerst wel waarneembaar waren (e).

(E)AKOESTIEK. Maskering treedt vooral op als de twee geluiden wat frequentiegebied betreft dichtbij elkaar liggen. De maskerende werking strekt zich uit over een kritische bandbreedte (voor niet te lage frequenties ca. 1 terts).

PLANTEZIEKTENKUNDE. Maskering kan o.a. voorkomen bij viruszieke planten tengevolge van verandering in de uitwendige omstandigheden.

< >