Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Litouwen

betekenis & definitie

(Lietuva), socialistische sovjet-republiek in de USSR, 65200 km2, 3,3 mln. inw. Hoofdstad: Vilnjoes.

FYSISCHE GESTELDHEID.

itouwen maakt deel uit van het Russische Plateau. In het noorden bestaat de bodem uit onderpermische kalken en kalkzanden; naar het zuiden liggen afzettingen uit de Jura en het Krijt. Door het pleistocene ijs is de bodem geheel vervormd. Langs het zuiden en zuidoosten loopt de Baltische Landrug, met verschillende oost-west gerichte zijruggen. Afwatering vindt plaats via de Njemen naar de Oostzee.

De Oostzeekust is zandig en bezet met duinen; langs de kust ligt een zone van veenmoerassen tot een breedte van 10 km. Veel bossen (25 % van het oppervlak), heiden en meren. Het klimaat is gematigd continentaal.

BEVOLKING

In 1975 woonde 57 % van de bevolking op het platteland. De grote steden waren Vilnjoes, Kaoenas en Klajpeda. De Litouwers maken het merendeel van de bevolking uit. De rest bestaat uit Polen, Russen, Witrussen, Oekraïeners en joden. Ca. 80 % van de bevolking is roomskatholiek, de rest luthers of grieks-orthodox (1956).

Er zijn 2800 scholen voor lager en voortgezet onderwijs, twaalf inrichtingen van hoger onderwijs en 77 hogere beroepsopleidingen. Te Vilnjoes is een universiteit. De Academie van Wetenschappen omvat 12 instellingen.

economie. Landbouw. In 1975 waren er 966 kolchozen en 270 sovchozen, die resp. 64 % en 33 % van de 3,6 mln. ha cultuurland bezaten. Op de 2,4 mln. ha akkerland zijn de belangrijkste produkten: graan (45 %), voedergewassen (44 %), aardappelen, vlas en suikerbieten. Rogge en haver zijn de belangrijkste graangewassen, verder tarwe en gerst. Het grasland beslaat 0,9 mln. ha.

Veeteelt is de belangrijkste agrarische bestaansbron, waarbij melkveeteelt en de teelt van varkens uitmunten. De veestapel omvat 2,1 mln. runderen en 2,1 mln. varkens.

Visserij. De zeevisvangst levert aan de conservenindustrie in Klajpeda.

Mijnbouw en energie zijn in Litouwen van weinig belang. Er worden turf en bouwmaterialen, gips, dolomiet en kalk gewonnen. Turf voorziet in 40 % van de energiebehoeften; er is één waterkrachtcentrale. Industrie bevindt zich in de steden Kaoenas, Vilnjoes, Klajpeda, Sjaoeljai en Panevezjin. Daarnaast komt veel houtverwerkende lichte industrie en levensmiddelenindustrie in kleinere plaatsen voor. Scheepsbouw te Klajpeda. De recent opkomende chemische industrie vervaardigt kunstmest, kunstvezels en plastics.

Verkeer. Het spoorwegnet is ca. 2000 km groot. De voornaamste waterweg is de Njemen die het hele jaar door bevaarbaar is tot de voornaamste binnenhaven: Kaoenas. Klajpeda is de voornaamste (ijsvrije) haven. Er is 33200 km weg, waarvan 18000 km verhard.

LITTERATUUR

Reeds in de 9e eeuw maakten kroniekschrijvers gewag van de als dainos (daina) bekende Litouwse volksliederen, na 1935 officieel geregistreerd en gepubliceerd in de verzamelreeks Tautosakos darbai (Werken op het gebied van volkspoëzie). De geschreven litteratuur begon pas ten tijde van de Reformatie in het aan Pruisen grenzende Klein-Litouwen. De oudste gedrukte, bewaarde teksten zijn een kerklied van 1545 en de catechismus van Mažvydas (1547); in de tweede helft 16e eeuw verschenen andere godsdienstige werken. De belletrie ving aan met de werken van pastoor Donaleitis (1714-80), bekend om zijn poëem Metai (De jaargetijden). Vanaf het begin van de 19e eeuw begon zich een nationaal bewustwordingsproces in de Litouwse litteratuur af te tekenen.

Als 19e-eeuwse schrijvers kregen betekenis S.Daukantas, een door de historie van zijn volk geïnspireerd dichter; de belletrist-historicus bisschop M. Valačauskas (Vallancius) en de dichter bisschop A. Baranauskas. In 1865 bepaalde de Russische overheid dat Litouwse boeken slechts in cyrillisch schrift mochten worden gedrukt, maar in 1904 werd deze oekaze ongedaan gemaakt. Een groot aandeel in de nationale emancipatieen zelfstandigheidsstrijd had J.Basanavičius, oprichter van het blad Ausra (Dageraad). Te noemen zijn in dit tijdvak nog de belletrist V.Kudirka, schepper van het volkslied; de dichters M.Gustaitis en Maronis, de prozaïst-folklorist V.Kreve-Mickevicius en de dichter-dramaturg L.Gira.

Onder de schrijversgroep na de Eerste Wereldoorlog trad de dichter K.Binkis op de voorgrond; voorts de dichter-historicus V.Mykolaitis, J.K.Aleksandravicius met symbolische poëzie. Tot de romanciers-novellisten behoren A.Vaiciulaitis met voorkeur voor het landelijk primitieve, J.Grusas met realistisch-psychologische romans, J.Marcinkevičius, I.Jurkunas-Seinius, A.Sabaliauskas, dichter en folklorist en J.Aistis, de meest verfijnde dichter tijdens de onafhankelijkheidsperiode van 1918-40. Na de Tweede Wereldoorlog, toen Litouwen bij de USSR werd gevoegd, met behoud van culturele autonomie, vormde zich een nieuwe generatie van auteurs. Een bescheiden emigrantenlitteratuur ontstond in het buitenland, m.n. in Amerika (J.Balys, H.Radauskas). Van de litteratuur in de republiek, gericht op socialistisch realisme, valt de door V. Mozurjunas geschreven roman Tijdgenoten (1948) te vermelden, alsmede de vrijer geschreven romans Studentai (Studenten) en Vandens lelija (De Waterlelie) van V.Rimkevičius.

Nadrukkelijker socialistisch omlijnd is het werk van S.Neris en P.Cvirka. Van de hedendaagse schrijvers treden m.n. V.Bubnis en M.Sluckis op de voorgrond. LITT. J.Mauclère, Panorama de la litt. lith. contemp. (1938); A.Vaiciulaitis, Ouline hist. of Lith. lit. (1942).

GESCHIEDENIS

MIDDELEEUWEN

De Litouwers woonden reeds in de eerste eeuwen n.C. in Litouwen. Met de Pruisen en Letten behoorden zij tot de Baltische tak van de Indo-europese volken. Sinds de 10e eeuw worden zij in Duitse, Russische en Poolse bronnen vermeld. Pas de bedreiging van Litouwen door de Duitse Orde leidde ca. 1240 tot politieke eenwording. Deze was vooral het werk van de vorst Mindagaus (1236-63).

Daarna volgden 30 jaar van verval en interne troebelen, totdat in 1296 een dynastie uit Zuid-Samland (het gebied waar de strijd met de Duitse ridders het felst woedde) aan de macht kwam. De eerste vorst van dit geslacht, Vitenes (1296-1315) wijdde zich aan de consolidatie van zijn rijk, terwijl zijn broer en opvolger Gediminas (1316-41) een aanzienlijk deel van Westen ZuidRusland veroverde. Gediminas zonen werden als Russische deelvorsten Grieks-orthodox, terwijl de Polen en Duitsers het rooms-katholicisme in WestLitouwen brachten; Gediminas ging niet over tot het christendom. Dat de Litouwse grootvorsten en de bevolking van hun kernlanden zo lang heidens bleven, hing samen met Litouwens positie; overgang tot het katholicisme zou de talrijke Russische gebieden van de Litouwers vervreemden, terwijl de bekering tot de Grieks-orthodoxie allesbehalve geschikt zou zijn om de kruistochten van de Duitse Orde te doen beëindigen. In 1320 stichtte Gediminas een nieuwe hoofdstad, Vilnjoes. Zijn zoon Algirdas (1345-77) volgde hem op en onderwierp in het oosten Severië en Kiev.

Algirdas zag echter geen kans om Novgorod, Pskov en Moskovië zijn wil op te leggen. Algirdas zoon en opvolger Jogaila (Jagello) (1377-1434) moest ook een tweefrontenoorlog tegen de Duitse Orde en Moskovië voeren. Jogaila weerstond de Duits-Moskovische bedreiging door middel van een personele unie met Polen: hij huwde de Poolse troonopvolgster Jadwiga, aanvaardde voor zichzelf en zijn Litouwse onderdanen het katholicisme en bracht het Litouwse rijk onder de Poolse kroon (Unie van Krewo, 1385). Vytautas (1392-1430), die vorst van het oostelijk rijksdeel werd, wist de unie echter een losser karakter te geven, zodat de Litouwse onafhankelijkheid hersteld werd. Hij breidde Litouwen uit tot de Zwarte Zee, en werd in 1425 zelfs (voor de minderjarige Vassili II) regent van Moskovië. Van interne twisten na Vytautas’ dood kon Polen profiteren door de Unie van Grodno (1432), die het rooms-katholieke Poolse element in Litouwen nog verder op de voorgrond bracht.

In de 2e helft van de 15e eeuw verloor Litouwen veel terrein aan Moskovië en de Krim-Tataren.

Poolse (16E EEUW-1795) EN RUSSISCHE OVERHEERSING (1795-1918)

De Litouwse lage adel was in de 15e eeuw de strijd begonnen om dezelfde rechten als de Poolse szlachta en zegevierde in de 16e eeuw: de Litouwse sejm werd tot een szlachtalichaam. De toenemende bevoorrechting van de adel verminderde sterk de rechten van de boeren, zodat deze in groten getale naar het zuidoosten uitweken en zich bij de kozakken aansloten. De stedelijke burgerij had geen politieke invloed. Na de Russische inval in Lijfland (1577) werd de Litouwse afhankelijkheid van Polen zo groot, dat de magnaten moesten zwichten voor de szlachta en berustten in de Unie van Lublin (1569), die Litouwen slechts beperkte autonomie liet. De jezuïeten deden na de Unie van Lublin de Contrareformatie in Litouwen zegevieren. In het algemeen bleef de Rooms-Katholieke Kerk in Litouwen echter een sterk Pools karakter houden.

Bij de derde Poolse deling (1795) werd Litouwen voornamelijk Russisch, terwijl het gebied van Soewalki Pruisisch werd. Onder de Russen ging de verpoolsing aanvankelijk ongestoord verder. In 1830 en 1863 sloot de verpoolste adel zich aan bij de toen uitgebroken Poolse opstanden. De verpoolsing maakte nu plaats voor russificatie. Nationaal verzet werd belemmerd doordat de meeste stedelingen Polen, joden of Wit-Russen waren, terwijl de boeren in de jaren 1861-64 door de Russen uit Poolse lijfeigenschap werden bevrijd en pas tegen de eeuwwisseling blijk gaven van anti-Russische en nationale gevoelens.

HET ONAFHANKELIJKE LITOUWEN (1918-39)

In 1915-16 bezette Duitsland Litouwen. Daarna werd Litouwen onafhankelijk onder leiding van een nationale raad (Taryba) waarin Smetona de leidende figuur was. Litouwen werd een republiek met Smetona als president. De aloude hoofdstad Vilnjoes ging verloren aan Polen en het Memelgebied kreeg onder toezicht van de Volkenbond een afzonderlijke status onder Litouwse suzereiniteit. De grootste en sterkste partij werd die van de christen-democraten, die in 1926 het veld moesten ruimen voor een coalitie van de populisten, sociaaldemocraten en minderheden.

Het nieuwe bewind zocht toenadering tot de USSR, waarop het ten val werd gebracht door Smetona en Voldemaras. De oppositiepartijen werden in 1926 ontbonden en Voldemaras regeerde autoritair, tot hij in 1929 door Smetona werd af gezet. De fascistische beweging waarop Voldemaras steunde, werd verboden.

TIJDENS EN NA DE TWEEDE WERELDOORLOG (1939-)

Litouwen moest in okt. 1939 militaire bases afstaan aan de USSR, werd in 1940 een Sovjetrepubliek (met als hoofdstad nu weer Vilnjoes). Het land leed daarna sterk onder de Russische politieterreur (deportaties), kwam na het uitbreken van de Duits-Russische Oorlog (1941) in opstand en werd door de Duitsers bezet. Dezen lieten het land weinig autonomie, roeiden de joden uit en lieten de kolchozen deels in stand, zodat zij de bevolking niet voor zich wonnen.

In 1944 werd Litouwen door de Russen heroverd, waarna de deportaties opnieuw begonnen. Na 1953 trad enige ontspanning in. De deportaties werden toen stopgezet. Ondanks de veel mildere behandeling die Litouwen sindsdien heeft gekregen, is het wantrouwen tegen en de ontevredenheid over het Russische regime gebleven. Het feit dat de geïmmigreerde niet-Balten boven de Litouwers bevoordeeld worden, en dat de godsdienstvrijheid zo ernstig wordt bedreigd, doet de protesten weer herleven, m.n. sinds 1970.

LITT. A.E.Senn, The emergence of modern Lithuania (1959); V.S.Vardys (red.), Lithuania under the Soviets (1965); J.S.Gregory, Russian land, Soviet people (1968); M.Hellmann, Grundzüge der Geschichte Litauens (1976).

< >