I. bn., tot de kust behorend: litorale zone, de zone van het strand tussen hoogen laagwaterlijn;
II. o., (diergeografie) de levensruimte (biochoor) van de kust.
Het litoraal wordt verdeeld in de boreale regio, de tropische regio en de antiboreale regio. De twee belangrijkste biocoenosen van de tropische litoraalfauna zijn de koraalriffen en de mangrovegebieden. Koraalriffen zijn karakteristiek voor de tropen en stellen specifieke eisen aan het milieu, zoals een hoog voedselen zuurstofgehalte. Mangrovebossen komen voor langs tropische, modderige kusten met sterk schommelend zoutgehalte en getijdenbeweging en kennen een zeer eigen, sterk aangepaste fauna.
Het subtropisch litoraal wordt verdeeld in een noordelijke en zuidelijke gordel, waarbij de zuidelijke gordel veel minder barrières kent voor een wereldwijde verspreiding dan de noordelijke, door de grotere landmassa’s op het noordelijk halfrond.