Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Lancelot

betekenis & definitie

een ridder van de Tafelronde van koning Arthur, een van de belangrijkste figuren uit de graalsage (graal), die, gedreven door zijn hartstochtelijke liefde voor koningin Guenièvre, beurtelings de grootste ontberingen en vernederingen doorstaat en daden van weergaloze moed en dapperheid volbrengt en aldus aantoont waartoe een ridder ter wille van zijn geliefde vrouwe in staat is. Deze stof was in de middeleeuwen bijzonder geliefd en is dan ook in vele talen bewerkt.

De bekendste bewerking is Del chevalier de la Charette van Chrétien de Troyes (ca.1165, in verzen). Grotendeels onafhankelijk hiervan ontstond ca. 1225 in Frankrijk een serie prozaromans: L’estoire del Saint Gral, Merlin, Lancelot, Queste del Saint Gral, en Morte d’Arthur, die te zamen de roman van Lancelot vormen, en waarop de meeste latere anderstalige bewerkingen teruggaan. Alleen deLanzelet van Ulrich van Zatzikhoven (eind 12e eeuw) neemt een zelfstandige positie in. De oudste bronnen van het verhaal, waaruit o.a. Chrétien de Troyes moet hebben geput, zijn onbekend. Waarschijnlijk bestond een Anglonormandische lai over het leven van Lancelot (echter zonder graal en Guenièvre).

Andere lais introduceren Lancelot als bevrijder van Guenièvre. Lodewijk van Velthem heeft waarschijnlijk ca. 1320 de uitvoerige Franse prozaroman van Lancelot in Middelned. verzen berijmd. Hiervan is het tweede boek vrijwel volledig, het eerste daarentegen slechts zeer fragmentarisch bewaard. Ook van de Graalqueste en Arthurs dood zijn slechts, hoewel uitvoerige, fragmenten bewaard. De roman van Lancelot heeft in de middeleeuwen, vooral in adellijke kringen, een grote opgang gemaakt.

LITT. J.van Mierlo, Een verloren Middelned. prozaroman (in: Versl. en Med. Kon. VI. Ac., 1953); A.M.E.Draak, De Middelned. vert. v.d. prozaLancelot (1954); R.S.Loomis, Arthurian literature in the middle ages (1969); M.Draak en W.P.Gerritsen, Essays presented to G.I.Lieftinck, dl. 3 (1976).

< >