Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Labour Party

betekenis & definitie

democratisch socialistische partij in Engeland, op 27.12.1900 opgericht onder de naam Labour Representation Committee, waarin vakverenigingen en socialistische groeperingen, zoals o.a. de ➝Fabian Society, werden samengebundeld met het doel arbeidersafgevaardigden naar het Lagerhuis te zenden. Vóór 1900 werkten deze groeperingen, waaronder vanaf 1892 ook de Independent Labour Party, doorgaans samen met de liberalen.

In 1906 werd de naam Labour Party aangenomen. De partij was antidogmatisch en streefde naar sociale hervormingen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog steunde de Labour Party in meerderheid de nationale oorlogvoering. De socialist A.Henderson nam in 1915 zitting in het oorlogskabinet, maar trad na de socialistische Conferentie van Stockholm weer af (1917). In 1918 werd de Labour Party een nationale partijorganisatie en werd het persoonlijk lidmaatschap ingevoerd.

Na de conservatieve verkiezingsnederlaag van 1923 kon J.R.MacDonald de eerste Labour-regering, een minderheidskabinet, samenstellen. Dit kabinet viel in okt. 1924 naar aanleiding van het schandaal rond de Zinovjevbrief. In 1929 behaalde de Labour Party een verkiezingsoverwinning. MacDonald vormde zijn tweede kabinet, dat echter voornamelijk uit conservatieven bestond, waarop de Labour Party hem royeerde. De partij ging in de oppositie onder leiding van G.Lansbury; een kleine afgescheiden National Labour Party bleef MacDonald steunen. In 1932 scheidde zich de Independent Labour Party af.

C.Attlee werd in 1935 partijleider (tot 1955). Attlee, Bevin e.a. werden in mei 1940 opgenomen in het oorlogskabinet van W.Churchill. Bij de eerste naoorlogse verkiezingen (juli 1945) behaalde de Labour Party een ruime overwinning (393 van de 640 zetels). Attlee vormde een Labourkabinet, dat een uitgebreid program van socialistische maatregelen uitvoerde, waaronder kinderbijslagregeling, ziekteverzekering, nationalisatie van de Bank of England, de spoorwegen, de mijnindustrie; doel van deze maatregelen was de verzorgingsof welvaartsstaat. In 1950 leed de Labour Party een verkiezingsnederlaag, waarschijnlijk wegens de pogingen van A.Bevan c.s. om de partij een duidelijk links imago te geven. Van 1955-63 was H.Gaitskell partijleider, van 1963-76 Harold Wilson, die in 1964 de verkiezingen won.

Wilson vormde een regering, die de Britse politiek meer op Europa oriënteerde, o.a. met het oog op Britse toetreding tot de EG. Na een onverwachte nederlaag bij de verkiezingen van 1970 ging de Labour Party opnieuw in de oppositie. De regerende conservatieve partij trachtte tevergeefs de vakbeweging in de hand te houden. De arbeidsonrust resulteerde in vervroegde verkiezingen, die de Labour Party in 1974 opnieuw aan het roer brachten. Wilson trad in 1976 terug en werd als partijleider en premier opgevolgd door J.Callaghan. De Labour Party heeft ca. 1 mln. individuele leden en omvat vakbonden met in totaal ca. 5 mln. leden.

LITT. H.Peiling, A short hist. of the Labour Party (1968, 5e dr. 1976); F.Brand, The British Labour Party (2e dr. 1974).

< >