Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kabellegging

betekenis & definitie

v. (-en), het leggen van telecommunicatiekabels.

(e) Kabellegging geschiedt over land in geulen met een diepte van 50 cm of meer, dan wel in speciaal aangelegde kanalisaties. In bebouwde gebieden en langs wegen waar reeds kabels en leidingen liggen wordt de geul met handkracht gegraven. Indien de kabel onder kruisende leidingen door moeten lopen, wordt deze met handkracht over rollen van de haspel getrokken. Bij geulen zonder obstakels wordt de haspel langs de geul gereden en daar direct in uitgerold. In maagdelijke grond kan de kabel machinaal gelegd worden. De kabel wordt dan b.v. door een holle, in diepte verstelbare ploeg geleid, die gemonteerd is achter een trekker, waarop de haspel draaibaar is opgesteld.

Bij de vooral in Angelsaksische landen gebruikte kanalisaties wordt de kabel van mangat naar mangat door buizen getrokken. Hierbij staat tegenover de hoge kosten van aanleg van de kanalisatie een prijsvoordeel bij het leggen en bij de kabel zelf, omdat deze hierbij niet zoals bij legging in de grond door een beschermingsmantel beschermd hoeft te zijn tegen mechanisch geweld. Bij kabellegging door kanalen of rivieren wordt de kabel door een lier in de tevoren gebaggerde geul overgetrokken. Bij brede binnenwateren, zeearmen e.d. wordt de haspel op een vaartuig (ponton) geplaatst dat wordt overgetrokken; pontons hebben tegenwoordig dikwijls voorzieningen, waardoor de kabel bij het afrollen direct ingebaggerd of in de bodem ingespoten kan worden. Voor kabellegging over grote afstanden in zee wordt gebruik gemaakt van speciale schepen (kabellegger of -schip), die uitgerust zijn met tanks waarin de kabel in horizontale slagen wordt geborgen. Vanuit een tank wordt door een boven het middelpunt daarvan aangebracht oog (bellmouth), de kabel aan dek gebracht en over leidrollen naar het achterschip gevoerd.

De kabel wordt daar over een trommel, die is uitgerust met een reminstallatie en een dynamometer voor het registreren en regelen van de optredende trekkracht, buiten boord gebracht en met tonnen drijvend gemaakt. Aldus kan de kabel aan land worden gebracht en worden ingegraven. Zodra de legging van het landeind (shore-end) is voltooid kiest het schip zee en vangt de eigenlijke legging aan. Gestoorde zeekabels worden voor reparatie opgedregd en aan boord hersteld. Wanneer de kabel zo strak ligt dat hij niet boven water gehaald kan worden, kan hij onder water doorgesneden, aan één zijde vastgegrepen en opgehaald worden. Aan boord last men er dan een stuk reparatiekabel aan, waarna het met een boei gemarkeerde andere eind aan boord wordt genomen en beide einden aaneengelast worden.

Het leggen van kabels is in de meeste landen een wettelijk geregeld recht van de openbare nutsbedrijven. De grondeigenaar is veelal verplicht kabelleiding over zijn terrein te gedogen, tegen eenvoudige vergoeding van de schade aan het gewas en/of herstel in de oorspronkelijke staat van de bestrating. Vooral dit laatste maakt kabellegging in stedelijke gebieden steeds kostbaarder en moeizamer, temeer daar de ruimte voor het bijleggen van nieuwe kabels en leidingen steeds schaarser wordt.

< >