[Hebr.]. v./m., joodse geheimleer met betrekking tot het wezen van God en zijn verhouding tot mens en wereld.
ⓔ De kabbala uit zich in mystieke vormen en beeldspraak, waardoor de kabbalistische geschriften voor oningewijden zeer moeilijk te begrijpen zijn. Reeds in de ➝talmoed wordt geciteerd uit het gnostische werk Sefer jetsira (het boek der schepping). Het bekendste werk van de kabbala is de ➝Zohar, een mystiek commentaar op de pentateuch, geschreven in een gekunsteld Aramees en ontstaan in Spanje in de 13e eeuw. De kabbala berust voornamelijk op de geheime betekenis van de getalswaarde van de Hebreeuwse letters. Izak Luria (*1533, ♰1572), die in Safed een kabbalistisch centrum stichtte, gaf een grote verbreiding aan de kabbala, die tot in de 19e eeuw grote aanhang bij vele joden had.
LITT. G. Scholem, Major trends in Jewish mysticism (1946); G. Scholem, Zur Kabbala und ihrer Symbolik (1960); G. Scholem, Ursprung und Anfänge der Kabbala (1962); G. Scholem, Judaica III (1973).