koning van JUDA (640 v.C.-609 v. C.) ; zoon en opvolger van Amon.
Mede door de neergang van Assyrië wist Josia aan Juda zijn politieke zelfstandigheid te hergeven. Een in de tempel te Jeruzalem door de priester Hizkia gevonden wetboek (dat de kern van het bijbelboek Deuteronomium bevat) vormde de grondslag van een reeks krachtige hervormingsmaatregelen, waardoor afgodsbeelden werden verbrand, de eredienst werd geconcentreerd te Jeruzalem en de positie van de ➝Levieten werd versterkt (621 v.C.). Toen farao Necho de oude aanspraken van Egypte op Syrië wilde doen gelden, verzette Josia zich en sneuvelde bij Megiddo (609 v.C.). Zijn dood maakte in Juda een geweldige indruk, omdat men gemeend had dat Josia wegens zijn diepe vroomheid voor zo’n einde bewaard zou worden. Volgens 2 Kron.35,25 dichtte de profeet Jeremia op hem een klaagzang, die echter niet bewaard gebleven is. LITT. J.Lindblom, Erwägungen zur Herkunft der josianischen Tempelurkunde (1971).