Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jakhals

betekenis & definitie

m. (-halzen), samenvattende ben. voor een tweetal soorten kleine roofdieren uit de familie hondachtigen. (e) De jakhalzen zijn bewoners van Afrika en ZuidAzië. De gewone jakhals, Canis aureus, dringt vanuit Azië ook de Balkan binnen, en is daarmee de enige jakhals in Europa.

Deze soort komt overigens ook in geheel Noord-Afrika voor. In de rest van Afrika is de zadelof zwartrugjakhals (C. mesomelas) de belangrijkste soort. Deze is bruinachtig van kleur met een zwarte (op een afstand zilvergrijs aandoende) rug en een zwarte staartpunt. Schouderhoogte: ca. 40 cm. Over het algemeen zien jakhalzen er uit als kleine, fijngebouwde honden met spitse snuit. Beide genoemde soorten eten voornamelijk aas (komen aan de beurt nadat de hyenas de leeuwen afgelost hebben bij een grote prooi), maar kunnen ook lammeren vangen.

Hun natuurlijke vijanden zijn grote arenden. Vooral in Zuid-Afrika wordt de zadeljakhals bestreden; desondanks is de soort op veel plaatsen nog zeer algemeen.LITT. H.van Lawick-Goodall en J.Goodall, De jagers van de Serengeti (1972).

< >