Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

isomeer

betekenis & definitie

[→Gr.],

I. m. (-meren),
1. naam voor chemische verbindingen met gelijke empirische en moleculaire formule, die onderling verschillende eigenschappen bezitten, te verklaren uit verschil in moleculaire structuur;
2. in de kernfysica ben. voor atoomkernen die gelijk zijn in massa en atoomnummer, maar verschillen in radioactiviteit;

II. bn., van de structuur van een isomeer in bet. 1. isomerie [→Gr. meros, deel], v., in de scheikunde het verschijnsel dat bij dezelfde samenstelling en hetzelfde aantal atomen in het molecule verschillende stoffen mogelijk zijn.

(e) Isomerie wordt aangetroffen bij stoffen met dezelfde brutosamenstelling maar verschillende structuurformules. De eigenschappen van die stoffen verschillen vaak zozeer van elkaar, dat men ze tot verschillende klassen van verbindingen moet rekenen. In de organische chemie komt isomerie zeer veelvuldig voor. Men kent b.v. twee koolwaterstoffen met de formule C4H10, nl. CH3CH2CH2CH3 en (CH3)2CHCH3. Bestaat de stof uit meer dan twee elementen, dan neemt het aantal isomeren nog sterker toe.

Zo kent men 14 isomeren van de formule C5H120. De verschijnselen van de isomerie worden verklaard door de chemische structuurtheorie waarin aan de atomen in het molecule van een organische verbinding een bepaalde rangschikking wordt toegekend. Later werd de structuurtheorie uitgebreid met de stereochemische theorie van J.H.van ‘t Hoff en J.A.Le Bel (1874) waardoor rekening wordt gehouden met het voorkomen van stereo-isomeren (→stereochemie). J.J.Berzelius definieerde isomeren al in 1830 als stoffen met dezelfde moleculeformule, maar met verschillende chemische en fysische eigenschappen.

< >