(werkte in, heeft ingewerkt),
I. (overg.)
1.met moeite naar binnen brengen of doen dringen in: het was een hele toer die paal diep genoeg in te werken in die harde grond; een breuk —, naar binnen duwen;
2. (in een holte enz.) indrukken; (metonymisch) de voegen van een metselwerk -, instrijken;
3.al werkende aanbrengen in; in timmerof metselwerk invoegen en insluiten; door weven, borduren enz. in iets aanbrengen (in bepaalde stof): deze bloemen zijn netjes ingewerkt;
4. een muur -, naar boven smaller metselen, versnijden;
5. zich ergens —, erin thuis maken, ervan op de hoogte brengen: hij is in die betrekking nog niet ingewerkt; hij moet zich opnieuw in dat vak —; iemand -, hem vertrouwd maken met de inhoud van zijn taak;
II. (onoverg.) werking of uitwerking doen op: zwavelzuur op ijzer laten —; het licht op een fotografische plaat laten -; ook met betrekking tot de geest: de kunstenaar laat de realiteit op zich —.