Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

impala

betekenis & definitie

m. (-s), Aepyceros impala, (ook: mpala, pala, rooibok), sierlijk gebouwde middelgrote Afriimpala (Aepyceros melampus) kaanse vertegenwoordiger van de antilopen.

(e) De impala wordt soms als een aparte onderfamilie binnen de runderen opgevat. Alleen de mannetjes dragen geringde, lieren S-vormige hoorns van 50 cm tot (zelden) 90 cm lengte. De schouderhoogte bedraagt ca. 85 cm. De impala is een goeddeels bruine antiloop, waarbij de donkeren lichtbruine delen van het lichaam scherp gescheiden zijn. Opvallend zijn o.a. de zwarte vlekken achter en onderaan de achterpoten. De impala komt in vaak grote kudden voor van de noordelijke Kaapprovincie van Zuid-Afrika tot in Oost-Afrika in Kenia en Oeganda.

In de paartijd wordt door de mannetjes hevig gevochten om het bezit van een harem; daarbij wordt door de bokken een geluid voortgebracht dat aan het brullen van een leeuw doet denken. De impala behoort nog tot de algemeenste antilopen van Afrika en is daardoor een belangrijk prooidier voor panter, jachtluipaard, hyenahond en leeuw.

< >