Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

imago

betekenis & definitie

[Lat.], v./m./o.,

1. (dierkunde) het laatste, of volwassen stadium van de metamorfose (→gedaanteverwisseling) van insekten dat volgt op het larveof op het laatste nymfstadium;
2. (psychologie) het geïdealiseerde beeld van iemand die in positieve zin van grote betekenis is geweest voor een individu (e);
3. (godsdienstgeschiedenis) masker van was (e).

(e) GODSDIENSTGESCHIEDENIS. De imago werd gemaakt als masker van voorvaderen die een curulisch ambt hadden bekleed (→sella curulis). Het werd van een onderschrift voorzien en opgesteld in het atrium en bij de begrafenis van belangrijke familieleden in de rouwstoet door figuranten meegedragen.

PSYCHOLOGIE. Hier spreekt men over een moederof een vaderimago. Ook een bepaalde leerkracht of jeugdleider kan door zijn optreden een zodanige invloed op het zich ontwikkelende individu uitoefenen, dat hij aanleiding geeft tot het vormen van een imago.

In de psychoanalytische theorie speelt de imago een rol bij de →identificatie. Een imago is dan meestal een sleutelfiguur in de gevoelontwikkeling van het kind. Onbewust vereenzelvigt het kind zich met een imago, waarbij de eigenschappen die tot de imago behoorden en een lichtend voorbeeld waren voor het eigen gedrag, verinnerlijkt worden tot deel van de eigen persoonlijkheid.

< >