Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

ijstijd

betekenis & definitie

m. (-en), glaciatie, interval in de geologische geschiedenis dat gekenmerkt wordt door grote uitbreiding van landen poolijs.

(e) De term ijstijd is ontstaan toen uit waarnemingen bleek, dat in het geologische verleden de ijskap van de noordpool zich periodiek uitstrekte over Scandinavië, Groot-Brittannië, de Noordzee, Nederland, Noord-Duitsland, en Noord-Amerika, terwijl ook veel grotere gletsjers bestonden met als kernen de Alpen, Pyreneeën en andere hooggebergten. Sporen van deze vergletsjeringen (periglaciale sedimenten) worden op vele plaatsen aangetroffen. Ook fossielen wijzen op een veel koeler klimaat. Op grond van deze verschijnselen is het Kwartair van het Tertiair onderscheiden. In het Kwartair zijn 5—7 verschillende intervallen met grote ijsuitbreiding geconstateerd.

Duidelijke sporen van een ijstijd uit het Laat-Ordovicium bevinden zich in de noordwestelijke Sahara. Afzettingen in Zuid-Afrika (Karroo-formatie, Dwijka-conglomeraat), India (Talchir-formatie), Australië en Zuid-Amerika wijzen op een laatcarbonische ijstijd. Het blijkt ook uit nog oudere sedimenten die op koude-intervallen wijzen, dat een ijstijd een betrekkelijk normaal verschijnsel is in de aardgeschiedenis.

Oorzaken. De geografische polen hebben door een geringe invloed van de zonnestralingsenergie een lage gemiddelde jaartemperatuur. Voor een permanente ijsbedekking is voldoende neerslag (m.n. als sneeuw) een voorwaarde. De hoeveelheid neerslag is afhankelijk van de ligging van de geografische polen. Ophoping van sneeuw tot ijskappen met daaruit stromende gletsjers rond de polen is alleen mogelijk indien de polen op een landmassa liggen. Omdat ijstijden voorkomen in intervallen die op gebergtevormende perioden volgen (Sahara-glaciatie na de Caledonische orogenese; laatcarbonische ijstijd na de Hercynische orogenese; de pleistocene ijstijden na de Alpiene orogenese), is de aanwezigheid van opgeheven gebieden misschien een belangrijke factor voor het bestaan van een ijstijd.

Andere factoren, zoals de hoeveelheid koolzuur in de atmosfeer, de verdeling van continenten en oceanen met de daarmee samenhangende oceaanstromingen, een schommeling in de stralingsenergie van de zon, zullen stellig een rol spelen. De oorzaak van ijstijden is complex waarbij toevallig allerlei factoren elkaar mogelijk versterkt zullen hebben.

Dat ijstijden in verschillende tijdperken op verschillende plaatsen optreden heeft te maken met een verschuiving van de continenten ten opzichte van de aardas, dus ten opzichte van de polen, hetgeen met paleomagnetische metingen kan worden gestaafd. Ten tijde van het Ordovicium-Siluur bevond een van de polen zich ter hoogte van West-Afrika, terwijl in het Laat-Carboon-Perm een pool zich nabij Zuid-Afrika bevond.

ijstijd. Pleistocene ijstijden in Noord-Duitsland en de Alpen Noord-Duitsland Alpen periode ijstijd warmteperiode ijstijd warmteperiode Weichsel Eem Würm Riss-Würm (125000-10000) v.C.

Saaie Holstein Riss Mindel-Riss (360000 -235000) v.C.

Elster Cromer Mindel Günz-Mindel (780000 670000) v.C.

Günz Donau-Günz (1150000-900000) v.C.

Donau (1800000-1370000) v.C.

.

< >