Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

ijsbeer

betekenis & definitie

m. (-beren),

1. Thalarctos maritimus, witte beer die voorkomt in de poolstreken van de Oude en Nieuwe Wereld (e);
2. Aegithalos caudatus, de staartmees;
3. nurks, onaangenaam mens.

(e) De ijsbeer is een grote witte poolbeer, een roofdier uit de familie →beren. De ijsbeer heeft naar verhouding een kleine, lange kop. Het lichaam kan tot 2,5m lang worden; schouderhoogte: tot 1,6 m, gewicht mannetje ca. 410 kg (maximum: ruim 700 kg; de vrouwtjes zijn aanzienlijk lichter). De staart is als bij alle beren zeer kort (maximaal 13 cm lang). De voetzolen zijn lang behaard. De ijsbeer komt circumpolair voor op het noordelijk halfrond.

Door de jacht is het dier hier en daar sterk bedreigd (mooie pels, trofee), maar is vooral door zijn zwervende natuur (meedrijven met pakijs; migratiebewegingen) misschien toch nog vrij algemeen. Deze poolbeer voedt zich voornamelijk met zeeroofdieren, voornamelijk zeehonden, die, hoewel de ijsbeer een voortreffelijk zwemmer is, op het droge gevangen worden. Op het land worden ook andere dieren gegeten (kleine knaagdieren, o.a. in lemmingjaren; aas in de vorm van aangespoelde walvissen) en

o.a. ook bessen; soms wordt ook vis gevangen (zalmtrek).

De 1—3 (gewoonlijk 2) jongen worden na een draagtijd van ca. 9 maanden (waarschijnlijk met vertraagde implantatie) in een warm sneeuwhol geboren. De jongen zijn blinde nestblijvers, die een langdurige opvoeding behoeven. Ijsberen worden laat geslachtsrijp en leven lang; in dierentuinen zijn leeftijden van meer dan 40 jaar bereikt. De voortplanting in dierentuinen levert nogal eens problemen op. Onder bepaalde omstandigheden kunnen ijsberen gevaarlijk voor de mens worden, vooral in de nabijheid van nederzettingen met veel afval; ook in circus en dierentuin dient men uiterst voorzichtig met deze grote beren om te gaan. Ijsberen overwinteren niet op dezelfde wijze als bruine beren; zij laten zich op een beschutte plaats insneeuwen tegen eind november, maar zijn vaak al eind febr. weer op pad. Bij de →winterslaap van de bruine beer zijn alle lichaamsfuncties vertraagd en daalt ook de lichaamstemperatuur, iets wat bij ijsberen niet het geval is.

LITT. A.Pedersen, Der Eisbar (1957); R.Perry, The world of the polar bear (1967).

< >