v./m. (-n, -s),
1. plat vlechtwerk van tenen enz. tussen staken voor verschillende doeleinden, b .v. om iets af te schutten of (bij de versterkingskunde) als bedekking van hellingen, wegen enz.;
2. grove zeef om grind, cokes enz. te ziften;
3. houten latwerk waarop de lompen uitgezocht worden;
4. vlechtwerk dat over de akker gesleept wordt om de aardkluiten fijn te maken enz.;
5. (atletiek en paardesport) een hindernis van hout, metaal of plastic, in de vorm van een rechthoekig raam, dat door kruislatten is versterkt: een — nemen, een moeilijkheid overwinnen.