I. m. (-en),
1. het slaan met een hamer of hamers; (recht) recht van —, burenrechtelijke bevoegdheid om op de grond van zijn buurman te komen, teneinde reparaties aan eigen woning te kunnen doen;
2. slag met of van een hamer: de hamerslagen dreunden door de lucht; van een voorzittershamer: de voorstellen werden bij hamerslag aangenomen, zonder discussie of stemming;
II. o.,
1. de schilfers van de verbrande korst van ijzer, die er onder het smeden afspatten; ook die korst zelf, ijzeroxide Fe304;
2. zijden of kunstzijden crêpe weefsel met een normale ketting en overdraaide inslag en wel afwisselend vier of zes rechts overdraaid én vier of zes links overdraaid; het heeft daardoor een gehamerd effect.