Duits schrijver, *27.8. 1730 Koningsbergen, ♱21.6.1788 Munster. Hamann studeerde te Koningsbergen o.a. theologie, daarna was hij van 1752—56 huisonderwijzer.
Gedurende een verblijf te Amsterdam en te Londen (1758) kwam hij tot een algehele religieuze ommekeer. Hamann is een van de voornaamste overgangsfiguren van de Verlichting naar de Sturm-und-Drang. Hij verkondigde als een van de eersten de primaire betekenis van gevoel, geloof en goddelijke inspiratie. Als schrijver is hij uiterst produktief geweest en heeft hij ondanks zijn duistere, hartstochtelijke en aforistische stijl en het subjectief karakter van zijn geschriften een geweldige invloed uitgeoefend. Werken: Sokratische Denkwürdigkeiten (1759), Kreuzzüge des Philologen (1762), Neue Apologie des Buchstabens h (1775), Metakritik über den Purismum der reinen Vernunft (1784), Golgotha und Scheblimini (1784). Uitgave: Ges.
Werke, door J. Nadler (6 dln. 1946-57).LITT. E. Jansen Schoonhoven, Natuur en genade bij Hamann (diss. 1945); W.Leibrecht, Gott und Mensch bei J.G.Hamann (1958); M.Alexander, J.
Hamann (1966); V.Hoffmann, J.G.Hamanns Philologie (1972); G.Nebel, Hamann (1973).