Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groefbij

betekenis & definitie

v./m. (-en), kleine, viltachtig behaarde bij, algemeen voorkomend op allerlei bloemen.

(e) De groefbij, Halictus, is naast de →zandbij de meest algemene bij. Kenmerkend is een onbehaard groefje op de rugzijde van het zesde achterlijfsegment bij de wijfjes. Groefbijen overwinteren als volwassen wijfjes die in het najaar gepaard hebben. Het zijn in het volgend voorjaar de vroegst verschijnende bijen. Groefbijen nestelen in de grond, meestal in leemof zandgrond in kolonies. Het wijfje van Halictus malachurus brengt in het voorjaar eerst enkele generaties voort van kleinere hulpwijfjes, die werken aan de uitbouw en de proviandering van het nest. Pas in het najaar verschijnen d.normale wijfjes, samen met de mannetjes.

< >