v., het invoegen van een bestuurslaag tussen de gemeenten en de provincies, zodat aaneengesloten gebieden geïntegreerd en gecoördineerd bestuurd kunnen worden.
(e) De vorming van gewesten is in Nederland na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling gekomen. Het streven naar grotere bestuurlijke eenheden is één van de zgn. schaalvergrotingsverschijnselen. Het besturen vereist een steeds groter en gespecialiseerder apparaat en vooral de gemeenten zijn vaak niet in staat aan die eis te voldoen. Invoering van gewesten dreigt echter te leiden tot het ontstaan van een ‘vierde bestuurslaag’ (naast rijk, provincie en gemeente). Er zijn bepaalde taken in het bestuur waarvoor juist de gemeente de goede omvang heeft. Globaal loopt de scheidslijn tussen het technischorganisatorisch en het sociaal-culturele vlak.
In een gewest dat een aantal gemeenten omvat, kunnen beide soorten taken tot hun recht komen. Men noemt dit wel ‘geleed bestuur’. Tot nu toe wordt voor de gewestvorming gebruik gemaakt van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Het enige gewest in Nederland dat op een speciale wet berust, is het Openbaar Lichaam Rijnmond (het stadsgewest Eindhoven wordt mogelijk het tweede).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen stadsgewest en streekgewest. Een stadsgewest wordt gevormd door een grote gemeente samen met een aantal aangrenzende of nabijgelegen kleinere gemeenten, ten behoeve waarvan die grote gemeente een centrumfunctie vervult (agglomeratie). Een streekgewest wordt gevormd door een aantal aan elkaar grenzende, meestal kleine, gemeenten zonder dat een stedelijk centrum aanwezig is. Meer en meer wint de gedachte veld dat de gewestvorming moet worden gezien in verband met de binnengemeentelijke ➝decentralisatie. Op deze wijze zou door schaaldifferentiatie met een daarop afgestemde verdeling van bestuursbevoegdheden een optimale bestuurlijke organisatie worden bereikt. Inmiddels heeft de regering medio 1975 het licht doen zien aan een voorontwerp van wet op de reorganisatie van het binnenlandse bestuur.
Volgens dit voorontwerp zou het aantal provincies van 11 op 24 worden gebracht. Als dit ontwerp tot wet zou worden verheven, zou aan de vorming van gewesten verder geen behoefte meer bestaan.
LITT. H.A.Brasz, Modern geleed streekbestuur (1966); H.A.Brasz, J.Bulthuis en A.Bours, Drie aspecten van agglomeratieproblematiek (1966); Bestuur in agglomeraties, uitg. van Contact Randgemeenten (1969); Streekgemeente en stadsgewest, uitg. van de Wiardi Beckmanstichting (1969); H.van Ruller, Agglomeratieproblematiek in Nederland (1972); De structuurschets voor de bestuurlijke indeling, sleutel tot gewestvorming?, uitg. van Contact Randgemeenten (1975); Eindnota gewestvorming, uitg. van de Wiardi Beckmanstichting (1975); D.W.P.Ruiter, Gewest en territoriale decentralisatie (1976).
België werd bij art. 107 quater van de Grondwet in drie gewesten verdeeld: het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse gewest. De wet van 1.8.1974, in voorbereiding van de toepassing van voormeld artikel, heeft het gebied van de gewesten als volgt bepaald: het Vlaamse gewest omvat de prov. Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, alsook het gebied van de administratieve arr. HalleVilvoorde en Leuven; het Waalse gewest omvat het gebied van de prov. Henegouwen, Luxemburg en Namen, alsook het gebied van het administratief arr. Nijvel; het Brusselse gewest omvat de 19 gemeenten van het administratief arr. van BrusselHoofdstad.
Voor elk gewest is er een ➝gewestraad en een ministerieel comité voor gewestelijke aangelegenheden. De drie ministeriële comités voor gewestelijke aangelegenheden worden samengesteld krachtens een in ministerraad beraadslaagd KB van 8.10.74.
Het Gemeenschapspact van 24.5.1977 voorziet in een overgangsregeling tot aan de volgende grondwetsherziening. Deze overgangswet zou de wet van 1.8.1974 opheffen en een regeling uitwerken binnen de perken van de huidige GW en waarvan de principes de volgende zijn: de Vlaamse en Waalse gewestraden zullen samengesteld zijn uit de volksvertegenwoordigers en senatoren; de Brusselse gewestraad uit de verkozen parlementsleden in het kiesarrondissement Brussel, de provinciale senatoren van Brabant en de gecoöpteerde senatoren die bij hun eedaflegging in het Brusselse gewest gedomicilieerd zijn; de gewesten zullen nog geen eigen fiscaliteit hebben. Deze overgangsregeling vervalt bij de volgende Grondwetsherziening en in elk geval ten laatste één jaar na de eerstkomende parlementsverkiezingen. Bij het einde van de huidige legislatuur wordt over een verklaring tot grondwetsherziening gestemd. Na deze verklaring zijn de wetgevende Kamers van rechtswege ontbonden en moeten nieuwe verkiezingen gehouden worden. De Kamers, die na deze verkiezingen samengesteld worden, beslissen dan over de grondwetsartikelen, die door de vorige Kamers vatbaar voor herziening werden verklaard en waarin de beginselen van het Gemeenschapspact moeten opgenomen worden. Na deze Grondwetsherziening zal dan een definitieve wet op de gewestvorming in werking treden, volgens de regelen, vastgelegd in het Gemeenschapspact (➝gewestraad) en in de nieuwe Grondwet.