v./m. (-en), vlindersoort, met op het midden van de voorvleugels een zilverkleurige tekening, ongeveer in de vorm van een gamma.
(e) De gamma-uil, Phytometra gamma, heeft een lengte van 21 mm, met bruine of bronsachtige voorvleugels; de achtervleugels hebben een brede, zwarte band. Van juni—okt. zeer algemeen. De rups is 30 mm lang, groen met zes overlangse witte strepen op de rug en een geelachtige streep boven de poten. De gamma-uil leeft op bijna alle in het wild groeiende planten en cultuurgewassen (behalve op gras en korensoorten) waarbij grote verwoestingen kunnen worden aangericht, vooral omdat één wijfje 400 eieren legt en er jaarlijks ten minste twee generaties zijn.