Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Fouché

betekenis & definitie

Joseph, (sedert 1809) hertog van Otranto, Frans politicus, *21.5.1759 Nantes, 126.12.1820 Triëst. Fouché was leraar natuurkunde en advocaat.

Hij werd in 1792 (tijdens de Franse Revolutie) lid van de Nationale Conventie, stemde voor de dood van de koning en werd berucht als commissaris der Conventie, o.a. te Lyon, waar hij op wrede wijze een opstand onderdrukte. Als atheïst zocht hij aansluiting bij de hébertisten, kwam in de zomer van 1794 in strijd met Robespierre en werd na diens val (27.7.1794) vervolgd. Tijdens het Directoire bleef hij op de achtergrond, verzamelde een groot vermogen en complotteerde met Babeuf, maar verried hem aan Barras, door wiens steun hij in 1798 gezant bij de Cisalpijnse en later bij de Bataafse Republiek werd. In 1799 werd hij minister van Politie, een post die hij ook na de door hem gesteunde staatsgreep van Napoleon Bonaparte (9.11.1799) bleef bezetten. Zijn houding ten aanzien van een republikeinse samenzwering wekte het wantrouwen van de eerste consul, die hem in 1802 ontsloeg. Als senaatslid werkte hij mee aan Napoleons verheffing tot keizer, terwijl hij daarvoor alweer invloed in politiezaken had gekregen.

Op 10.7.1804 werd hij opnieuw minister van Politie, nadat hij een rol had gespeeld in het ontmaskeren van de samenzwering van Cadoudal. Zijn geheime onderhandelingen met Engeland in 1810 bezorgden hem opnieuw ontslag, maar hij vervulde nog enige diplomatieke functies; hij werd in 1813 gouverneur van de Illyrische provincies. Na zich in 1814 bij de Bourbons te hebben aangesloten, werd Fouché in 1815 weer minister van Politie tijdens de Honderd Dagen, zonder het contact met de Bourbons geheel te verbreken; na de Slag bij Waterloo was hij gedurende korte tijd zelfs hoofd van het Voorlopig Bewind. Lodewijk XVIII handhaafde Fouché tot sept. 1815, maar stuurde hem toen als gezant naar Saksen, waar hij in 1816 te horen kreeg dat hij als ‘koningsmoordenaar’ was ontslagen en verbannen. De laatste jaren van zijn leven had Fouché de Oostenrijkse nationaliteit. LITT. L.

Madelin, Fouché (2 dln. 1901); S. Zweig, Fouché (1929); J. Savant, Tel fut Fouché (1955); H. Buisson, Fouché, duc d’Otrante (1968).

< >