[Fr.: escarpe It. escarpa, beschoeiing], v./m. (-n), het aan de eigen zijde gelegen talud van de gracht van een vesting of fort.
Bij droge grachten (in hoog terrein) werd de escarpe veelal met een steile muur bekleed. Bij een natte gracht in laag terrein bleef die muur veelal achterwege en werd volstaan met de aanleg van een doornhaag. zie contrescarp, zie glacis.