Waling, Fries volksschrijver, *14.8.1821 Lieve-Vrouwenparochie, †15.1.1914 Holwerd. Dykstra was vanaf 1861 boekhandelaar te Holwerd.
Zijn zeer grote kennis van volksgebruiken legde hij vast in Uit Frieslands volksleven van vroeger en later (1892-96, herdr. 1966). Als redacteur of medewerker schreef hij gedichten en verhalen voor de tijdschriften De Bijekoer, De Fryske Húsfron, Friesch Volksblad, Sljucht en Rjucht. De Friese volkszang bevorderde hij door het schrijven van liedboekjes. Dykstra schreef niet alleen in het Fries, maar ook in het Bildts, het dialect van zijn geboortestreek. Zijn werk is rationalistisch-moralistisch van toon. Als taalkenner bewerkte hij het Friesch Woordenboek (1900-11, herdr. 1971), in 1879 door anderen begonnen, maar vanaf 1885 geheel in handen van Dykstra.
Werken: volksverhalen: De sulveren rinkelbel (1856; 6e dr. 1950), De Fryske Thyl Ulespegel (1860; 5e dr. 1953); komedies: Sokke mar mear (1860; 4e dr. 1909), In utfanhûzer bij de bakker (1860; 5e dr. 1900), De hele boel bitsjoend (1883), Yens wird moat men hâlde (1883); liedboeken: Doaitse mei de Noardske balke (1848), Frîske sang, nij lieteboek (1874). Uitgave: In dei fan plezier (1971; bloemlezing); W. Dykstra, 1821-1914. Mar ik sal stride (1971; verz. werk en biografie).