v. (-en), collectieve garantieregeling of verzekering voor verplichtingen van kredietinstellingen.
De depositoverzekering geldt tot een bepaald maximum voor tegoeden van bankcliënten (meestal particulieren, vooral spaarders en depositohouders), teneinde deze risicovrij te houden, doordat in geval van een bankfaillissement de cliënten geheel of gedeeltelijk schadeloos worden gesteld. Dergelijke regelingen bestaan reeds in de VS en de BRD. In de VS werd in het kader van het Federal Reserve System in 1934 een dergelijke verzekering ingevoerd via de oprichting van de Federal Deposit Insurance Corp. In Nederland werd in het oorspronkelijk ontwerp Herziening Wet Toezicht Kredietwezen over totstandkoming van een dergelijke garantieregeling overleg tussen de Ned. Bank en de representatieve organisaties van het bankwezen voorgeschreven.
In een later ontwerp (1975) blijkt de mogelijkheid te zijn toegevoegd een dergelijke garantieregeling bij KB op te leggen indien het gewenste resultaat niet zou worden bereikt. Hoewel naar een spoedige invoering van de depositoverzekering in Nederland of naar een beveiliging op andere wijze van toevertrouwde gelden (b.v. omslag achteraf) zal worden gestreefd, zullen eerst enkele problemen moeten worden opgelost, zoals de omschrijving van het te verzekeren risico en het vaststellen van de premie. Sommigen bekritiseren een depositoverzekering, ook in de VS, omdat de grote banken premie moeten betalen voor de zwakke broeders.
De depositoverzekering bestaat in België niet.