Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dal

betekenis & definitie

o. (-en),

1. inzinking of laagte (m.n. een betrekkelijke langgerekte, smalle) tussen bergen, heuvels of (hoog)vlakten (e); het dal van de Reuss, het dal waardoor die rivier stroomt, het Reussdal; over berg en -, van alle kanten, (ook) van verre oorden, (ook) overal heen; bergen en dalen ontmoeten elkaar niet, maar mensen wel, men staat soms onverwachts tegenover kennissen die men niet dacht weer te zien;
2. de aarde, ten opzichte van de hemel als een dal beschouwd: het aardse, dit ondermaanse Dalen worden gevormd door de mechanische erosie die het stromende of schuivende materiaal op de ondergrond veroorzaakt. Dalen die m.n. door de oplossende werking van het water worden veroorzaakt, komen alleen in kalkgebieden voor (karstverschijnselen).

Alle grote dalstelsels zijn gevormd door puinhoudende rivieren. Gletsjers kunnen op grote schaal bestaande rivierdalen omvormen tot gletsjerdalen. Bij de dalvorming spelen het reliëf, de gesteenten en het klimaat een overheersende rol. In een jong gebied (opgeheven landoppervlak, drooggevallen kustvlakte e.d.) zullen de aanwezige laagten dienen voor het verzamelen en afvoeren van de neerslag. Drempels zullen echter door de erosie worden aangetast, en meren door sedimentatie worden opgevuld. Om de drempels te kunnen eroderen heeft de rivier een puinlast (zand en grind) nodig.

Deze moet geleverd worden door het gebied dat bovenstrooms van de drempel ligt. Of dit beschikbaar komt, hangt af van de gesteenten en de klimatologische omstandigheden (verwering). In de natte tropen waar het gesteente onder invloed van de verwering vaak geheel uiteen is gevallen in fijne delen, worden veel stroomversnellingen in de rivieren aangetroffen.

Een dal bestaat in het algemeen uit trajecten die verschillend ontwikkeld zijn. Waar hard gesteente doorsneden wordt, is het dal smal, zijn de dalwanden steil en is het verval groot. In zachtere gesteenten zijn de dalen breder, de wanden flauwer en het verval geringer. Behalve in de diepte erodeert de rivier ook in zijdelingse richting. Hierdoor kunnen de oevers ondergraven worden, waardoor steile afstortingsoevers ontstaan. De tegenover liggende dalhelling heeft dan veelal een veel kleinere helling.

De zijdelingse erosie zal op den duur de hellingen zover doen terugwijken dat een brede dalbodem ontstaat. De rivier zal hierin met meanders gaan stromen. Wordt een gebied met een meanderende rivier opgeheven, dan kunnen de meanders in het dal worden vastgelegd.

Indeling. Een dal met scherpe vormen en veel onregelmatigheden in zijn lengteprofiel wordt in de terminologie van W.M. Davis jong genoemd. Zeer veel Alpendalen zijn jong te noemen. Als het lengteprofiel vloeiend is geworden en wanneer de dalbodem door zijdelingse erosie zó breed is geworden dat de rivier ongestoord kan meanderen, wordt van een rijp dal gesproken. Een oud dal is breed en vlak en heeft hellingen met geringe hellingshoek. Davis kent ook een indeling van dalen naar de oorspronkelijke helling van het landoppervlak.

De ligging van dalen is veelal gebonden aan de geologische bouw van het gebied. Veelal zullen zij zijn ontwikkeld in de minst weerstandkrachtige gesteenten, op breukzones of diaklazen, in slenken of synclinalen. Er zijn twee grote groepen dalen die niet primair aan de geologische gesteldheid gebonden zijn: de epigenetische (of geërfde) en de antecedente dalen. Het epigenetische dal ontstaat als een op een jong oppervlak stromende rivier zich insnijdt in het onderliggende oude oppervlak. Dit wordt dan onafhankelijk van zijn structuur aangetast. Het antecedente dal ontstaat als in het stroomgebied van een rivier een deel van het aardoppervlak zo langzaam wordt opgewelfd dat de rivier zich kan insnijden.

Ook het dwarsprofiel van een dal kan kenmerkend zijn. Zeer snel ingesneden rivieren geven een kloofdal dat diep is en steile wanden heeft. Bij normale insnijding ontwikkelt zich een dal met een V-vormig dwarsprofiel. Als door een dal een gletsjer heeft gestroomd, verkrijgt het veelal een U-vormig dwarsprofiel. Door talloze oorzaken kan het dal asymmetrisch zijn.

Corrasiedalen ontstaan door het afschuiven van natte massa’s verweringsmateriaal. Hierdoor wordt de ondergrond geërodeerd (= corrasie), waardoor zwak gewelfde vormen ontstaan. Droge dalen komen vooral in kalkgebieden (België) voor. Zij ontstaan in de tijd dat het water niet in de kalk kan wegzakken (hetzij door bevriezen van de ondergrond, hetzij door hoge grondwaterstand). In Nederland komen veel droge dalen voor langs de stuwwallen. Bekend is hiervoor de Zuid-Veluwe (omgeving Posbank).

Deze zijn ontstaan in de koude Weichseltijd toen de ondergrond bevroren was. Hierdoor moest het water, dat nu kan wegzakken in de bodem, oppervlakkig afstromen, waardoor de dalen werden uitgeslepen. [drs.E.A.van de Meene].

< >