Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Culemborg

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Gelderland, in de Neder-Betuwe, aan de Lek, 30,18 km2,17640 inw.; 38,5 % r.k., 29 % n.h., 15,5 % overige en 17 % g. kerkg. (1971).

De bodem bestaat uit stroomruggronden en komklei. De landbouwgrond is voor 87 % grasland, 3 % bouwland en 10 % tuingrond. De gemeente telt naast de stad een aantal buurtschappen. De industrie vormt de belangrijkste bestaansbron. Sterk ontwikkeld is de meubelindustrie, daarnaast is er houtverwerking en metaalindustrie. Een aantal uitgeverijen heeft een vestiging in Culemborg.

Er zijn verschillende dienstverlenende instellingen met een regionaal verzorgende functie. Het aantal forensen dat in Utrecht werkzaam is, neemt toe.De oude kern van Culemborg telt vele fraaie gebouwen en woonhuizen uit de 15e tot en met de 18e eeuw. Resten van de 14e eeuwse stadsmuren en van het grachtenstelsel zijn nog aanwezig. Het marktplein wordt aan de zuidzijde afgesloten door de 14e eeuwse Lanxmeer- of Binnenpoort. Aan de noordzijde staat het sierlijke laatgotische stadhuis, in 1534—39 gebouwd naar plannen van R.Keldermans. De ned.hervormde Grote of Sint-Barbarakerk, met stompe toren, dateert uit de 15e—16e eeuw. In het Sint-Elisabethweeshuis (1560) is de Oudheidkamer gevestigd.

geschiedenis. In 1271 kocht Hubert van Beusichem van de proost van Oud-Munster te Utrecht een hoeve land en bouwde daarop het kasteel Culemborg, dat in 1281 voor het eerst genoemd wordt. Culemborg kreeg van heer Johan I van Beusichem (Bosinchem) op 5.12.1318 stadsrecht en werd het centrum van de heerlijkheid Culemborg of Kuilenburg, waartoe ook nog behoorden Everdingen, Zijderveld en Goilberdingen. De laatste uit het geslacht Beusichem was Elisabeth. Na haar dood kwam Culemborg aan het geslacht Pallandt, dat in de gravenstand verheven werd toen in 1555 de heerlijkheid een souverein graafschap werd. Van 1567-76 was Culemborg in het bezit van de Spanjaarden.

In 1639 kwam Culemborg aan de familie Waldeck. Van 1672—74 werd het door de Fransen bezet. In 1720 werd het gehele graafschap Culemborg verkocht aan het kwartier Nijmegen, dat het in 1748 ten geschenke gaf aan stadhouder Willem IV. In 1795 werd Culemborg verenigd met de overige Nederlanden.

Litt. A.W.K.Voet van Oudheusden, Historische beschrijving van Culemborg enz. (1753); J.D.J. Kalkhoven, Gesch. van Culemborg tot 1673 (1888—90); A.P.van Schilfgaarden, Het archief der heeren en graven van Culemborg (3 dln. 1949); OJ.de Jong, De reformatie in Culemborg (1957); OJ.de Jong, Beschrijving van Culemborg in 1753 naar A. W.K.Voet van Oudheusden (1963).

< >