[Eng.], v./m., (erfelijkheidsleer) het uitwisselen van delen tussen het van de vader en het van de moeder ontvangen chromosoom, zodat ieder van beide chromosomen uit een moederlijk deel bestaat.
Crossing-over vindt plaats wanneer de chromosomen gepaard zijn in de vroege stadia van de reductiedeling (meiose). Erffactoren of genen liggen op de chromosomen. Wanneer de chromosomen altijd in hun geheel op de nakomelingen worden overgedragen, dan zouden genen (gen) die op hetzelfde chromosoom liggen steeds gekoppeld overerven. In de praktijk blijkt dit niet steeds het geval te zijn, en treden nu en dan nieuwe combinaties van eigenschappen op. De nieuwe combinaties treden talrijker op naarmate de betreffende genen verder uit elkaar op het chromosoom liggen. Het recombinatiepercentage kan daarom gebruikt worden als maat voor die afstand. Met behulp van de in kruisingsexperimenten gevonden percentages kan men voor elk chromosoom een genenkaart samenstellen.