Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

cloaca

betekenis & definitie

[Lat., riool], v./m. (-’s),

1. riool (e);
2. bij sommige dieren holte waarin als in een portaal de geslachtsgangen, de urineleiders en de endeldarm uitmonden, zodat zowel de vloeibare uitscheidingsprodukten en vaste uitwerpselen als de geslachtsprodukten door één en dezelfde opening het lichaam verlaten (e).

(e) BOUWKUNST. In de oude Romeinse steden was de cloaca een groot onderaards kanaal dat het regenwater en het vuil uit de woningen naar een naburige rivier afvoerde. De Cloaca Maxima te Rome is het grootste en oudste bewaard gebleven afwateringskanaal. Het was oorspronkelijk een beekje dat over het Forum Romanum naar de Tiber stroomde. De kanalisatie vond reeds plaats onder de Etrurische koningen in de 5e en 4e eeuw v.C.; pas in de 2e eeuw n.C. werd zij overwelfd. De huidige resten dateren uit die tijd. De uitmonding in de Tiber naast de Ponte Palatino is een drievoudige boog van blokken tufsteen.

LITT. E.Nash, Bildlexikon zur Topographie des antiken Rom (1961).

DIERKUNDE. Een cloaca bezitten alle gewervelde dieren met uitzondering van de meeste zoogdieren. Alleen bij een kleine primitieve groep van zoogdieren (Monotremata), waartoe het vogelbekdier en de mierenegel behoren, wordt een cloaca aangetroffen. Tijdens de embryonale toestand van de gewervelde dieren, ook bij de zoogdieren en de mens, is de cloaca de normale situatie. Later deelt de cloaca bij de mens zich in tweeën: één ruimte aan de rugzijde gelegen, de endeldarm, en één aan de voorzijde, hoofdzakelijk de blaas en (bij de vrouw) de schede vormend.

< >