[Eng.], m. (—s),
1. smoorklep, luchtregelklep bij carburators (e);
2. de vernauwing van de loop van het jachtgeweer aan de monding om de hagelkorrels niet te ver te verspreiden.
(e) Bij het starten van een koude motor moet een extra hoeveelheid benzine worden toegevoerd, omdat de zwaardere fracties van de benzine onvoldoende verdampen als de motor nog koud is. Daartoe sluit men met de choke de luchttoevoer bijna geheel af en wordt door de startsproeier en de hoofdsproeier(s) een rijk mengsel aan de motor toegevoegd. Men onderscheidt:
1. de met de hand bediende choke;
2. de automatische choke, die door een thermostaat geregeld wordt en afhankelijk van de motortemperatuur zich meer of minder opent.
Omdat door de onvolledige verbranding van de zwaardere benzinefracties zich op de cilinderwand verbrandingsresten en condens afzetten, die zeer sterk corroderend werken, is het nodig de motor zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur te brengen (niet door de motor stationair warm te laten draaien, omdat daarbij slechts weinig warmte wordt geproduceerd).
