een uitgestorven plantenfamilie, nauw verwant aan de Equisetaceae, waarvan nog één geslacht, Equisetum (paardestaart), voorkomt. In tegenstelling tot dit recente geslacht hadden de Calamitaceae een dikke, tot 30 m lange, holle stam met secundaire diktegroei.
De al dan niet vertakte stammen waren geleed, en droegen bladkransen van kleine blaadjes.Zij stonden op horizontale, ondergrondse wortelstokken. De sporangiën waren gehecht aan de onderzijde van schildvormige, kransstandige en tot een eindelingse aar (strobilus) gerangschikte schubben.Vooral in het Carboon, maar ook nog gedurende het Perm, hadden vertegenwoordigers van deze familie een uiterst belangrijk aandeel in de moerasvegetaties die tot de bekende steenkoolvoorkomens uit deze perioden hebben geleid. Aangezien de verschillende organen van de planten slechts zelden in natuurlijke samenhang zijn gefossiliseerd, worden in de paleobotanie de onderdelen van de planten afzonderlijk geclassificeerd. Zo vormt Calamites een bekend orgaangenus voor stamresten, terwijl Annularia en Calamostachys orgaangenera van resp. bladresten en strobili zijn.
