Romeins veldheer en staatsman, 13.7.100 of 102 v.C. Rome,♱(verm.) 15.3. 44 v.C.
Rome; behorende tot de gens Iulia.Sulla zag in Caesar, de neef van Marius, een gevaar en beval hem in 82 zich te scheiden van Cornelia, dochter van Cinna, hetgeen Caesar weigerde. Hij week uit naar het oosten en onderscheidde zich in de krijgsdienst. Na Sulla’s dood (78) naar Rome teruggekeerd (hoewel tijdelijk op Rhodos om zich bij Apollonios Molon in de retoriek te bekwamen), won hij de gunst van het volk, zodat hij in 63 tot pontifex maximus, in 62 tot praetor werd gekozen.
In 60 sloot hij, aanvankelijk in het geheim, met Pompeius en Crassus het eerste driemanschap (triumviraat). In 59 consul geworden, kreeg hij voor vijf jaar als ambtsgebied Gallia Cisalpina en IIlyricum, met drie legioenen; de Senaat voegde hieraan Gallia Transalpina toe, met één legioen, wellicht met de bedoeling hem door de in het noorden dreigende oorlog uit Rome verwijderd te houden. In 58 begon de veldtocht tegen de Galliërs, die na de nederlaag van Vercingetorix in 52 eindigde met een totale onderwerping (50).
In april 54 was het triumviraat hernieuwd, waarbij tevens Caesars commando in Gallië voor een tweede periode van vijf jaar was verlengd. In 49 viel het triumviraat uiteen, door de dood van Crassus en Pompeius’ oppositie tegen Caesar. Toen het commando in Gallië in 49 ten einde liep, wilde Caesar in functie blijven en vanuit Gallia Cisalpina naar het consulaat dingen, opdat hij niet te Rome als ambteloos burger zou worden aangeklaagd wegens overschrijding van zijn ambtsbevoegdheid.
Nadat hierover twee jaar vruchteloos was onderhandeld, riepen Pompeius en de Senaat hem zonder meer terug, met het doel zijn leger te ontbinden. Caesar trok (10.1.49) de Rubicon over, de grensrivier tussen zijn ambtsgebied en Italië (alea iacta est, de teerling is geworpen), en begon door zijn opmars naar Rome een burgeroorlog (49-46). In twee maanden werd Italië en in hetzelfde jaar nog (49) Spanje veroverd.
In de vlakte van Farsalos (Thessalië) werd Pompeius met zijn aanhang verslagen; deze vluchtte naar Egypte en werd daar vermoord (48). Tot dictator benoemd, stak Caesar over naar Egypte en koos in de twist tussen de dertienjarige koning Ptolemaios en diens zuster Kleopatra partij voor de laatste. Na een beleg van Alexandrië doorstaan te hebben, maakte hij Kleopatra tot koningin (in 47 werd hun zoon Caesarion geboren) en trok via Syrië naar Klein-Azië, waar hij bij Zela (2.8.47) de opstandige Farnakes, koning van Pontus, versloeg (veni, vidi, vici, ik kwam, ik zag, ik overwon).
Naar Rome teruggekeerd, liet Caesar zich in 46 voor tien jaar tot dictator kiezen. Daarna stak hij met een leger over naar Afrika, waar na de nederlaag bij Farsalos de optimaten zich onder bevel van Q.Metellus Scipio weer verenigd hadden. Zij werden definitief verslagen bij Thapsos (6.4.46).
In aug. 46 kon Caesar in Rome een viervoudige triomftocht houden over Gallië, Egypte, Pontus en Afrika.Praktisch alleenheerser, gebruikte Caesar zijn macht om vernieuwingen tot stand te brengen. Nog in 46 werden vele nieuwe wetten uitgevaardigd, waarbij formeel de Senaat betrokken werd; o.a. werd de kalender veranderd en de Juliaanse tijdrekening ingevoerd. Intussen dreigde een nieuw gevaar in Spanje, waar opstandige legioenen zich met vluchtelingen uit Afrika hadden verenigd onder C. Pompeius. In 27 dagen was Caesar ter plaatse en verpletterde in de bloedige Slag bij Munda (17.3.45) de legers van Pompeius. Na in Spanje de orde hersteld te hebben, begaf hij zich naar Rome, waar vriend en vijand bereid bleken de overwinnaar te huldigen.
Caesar ontving de dictatuur voor het leven, de titel imperator en de purperen toga ter onderscheiding van de republikeinse ambtenaren. Zelf trad Caesar zijn aanhangers met beloningen tegemoet; overwonnen tegenstanders werden clement behandeld; veteranen en bezitlozen onder het volk kregen landerijen toegewezen en werden geholpen door de stichting van kolonies. Caesar koesterde nog andere toekomstplannen, o.a. een vergeldingstocht tegen de Parthen. Vele aanzienlijke Romeinen konden echter niet verkroppen, dat de Senaat in zijn macht beknot was en dat de gebieden buiten Rome aan invloed wonnen; zij vreesden dat Caesar het koningschap weer wilde invoeren. Onder leiding van Cassius en M.Brutus sloten zich meer dan 60 senatoren aaneen: op 15.3.44 werd Caesar door deze groep in een morgenvergadering van de Senaat vermoord onder het standbeeld van Pompeius. Bij testament had hij zijn achterneef Gaius Octavius, de latere keizer Augustus, tot zijn opvolger benoemd.
Naast zijn militaire en politieke werkzaamheid heeft Caesar een veelzijdige wetenschappelijke en publicistische activiteit ontplooid. Bewaard gebleven zijn zeven boeken De bello Gallico (over zijn onderwerping van Gallië) en drie boeken De bello civili (over de jaren 49-48 van de burgeroorlog met Pompeius). Ploutarchos en Suetonius schreven resp. een Griekse en Latijnse biografie van hem. Uitgaven: De bello Gallico, door G.Dorminger (1962; met Du. vert.); De bello civili, door G.Dorminger (1957; met Du. vert.).
LITT. T.Rice Holmes, Caesar’s conquest of Gaul (1911); E.Meyer, Caesars Monarchie und das Principat des Pompejus (1922); H.Strasburger, Caesars Eintritt in die Geschichte (1938); F.E.Adcock, Caesar as a man of letters (1956);M.Gelzer, Caesar, der Politiker und Staatsmann (1960); J.H.Thiel, Caesar (1962; 3e dr. (1974); J.Carcopino, J.César (1965); D.Rasmussen (red.), Caesar (1967).