aartsengel - aarts'engel, m. (-en), (het woord komt in de bijbel alleen in het NT voor: 1.Thess. 4,16 en Judas 9), een der hoofden van de engelen.
In het OT en NT worden Gabriël en Michaël genoemd, in de apokriefen (bij de r.k. kerk deutero-kanonieke boeken) Rafaël, in het boek Henoch Uriël.