v., (ook: procesdenken), stroming in de filosofie die meent dat de fundamentele gegevenheden in de werkelijkheid geen dingen zijn, maar gebeurtenissen die een onderdeel vormen van een groot kosmisch proces; de dingen worden hierbij beschouwd in hun toestand op een bepaald moment.
© Procesdenken vindt men in de nieuwere tijd bij P.Teilhard de Chardin en in de school van Whitehead. Teilhard heeft, steunend op zijn paleontologische en biologische studies, het proces in de wereld opgevat als een grote evolutie waarbij de materie de kiemen tot de vorming van leven al in aanleg in zich heeft en het leven reeds de kiemen tot de vorming van de mens bevat; de mens op zijn beurt heeft de aanleg tot hogere organisatievormen (volmaaktere mensen), die in ‘het punt omega’ (Christus) worden bereikt.
Meestal echter verstaat men onder procesfilosofie de stroming die is gecreëerd door m.n. Peirce, Whitehead en Hartshorne, van wie Whitehead als grondlegger wordt beschouwd. Het verstaan van Whiteheads filosofie wordt sterk bemoeilijkt door zijn eigenzinnige terminologie. Hij gaat ervan uit dat de laatste gegevenheden in de werkelijkheid gebeurtenissen zijn (Eng.: events). Wanneer bepaalde gebeurtenissen in een serie achter elkaar geplaatst worden zonder wijziging (in a serial order), kan men spreken van een reëel actueel ding. Whitehead ziet nu vooral de éénheid in de werkelijkheid.
Daarom wil hij ook niets weten van een dualisme van lichaam en geest (ziel). Ook de zgn. anorganische ‘dingen’ hebben gevoel (feeling), dat echter niet hetzelfde is als bewustzijn. Men kan dat gevoel het best opvatten als een geheel van krachten op grond waarvan het ‘ding’ (het geheel van gebeurtenissen in een ‘serial order’) op zijn omgeving reageert. Centraal in deze filosofie staat verder het begrip prehension, dat men kan opvatten als een soort (on)bewuste waarneming (letterlijk: het grijpen). In de waarneming reageert de percipient event (d.i. het ‘ding’ dat waarneemt of op de stroom van gebeurtenissen reageert) door middel van zijn ‘geheugen’, d.w.z. op grond van zijn verleden. Maar dit verleden bepaalt de loop van de gebeurtenissen niet geheel.
Er vindt nl. in de prehension steeds een creatieve daad plaats, waardoor steeds weer iets nieuws ontstaat. Men kan zich dit het beste zo voorstellen, dat de wereld een geheel van krachten is, bewuste en onbewuste, die zich steeds weer vernieuwen. In deze visie ontwikkelt ook God zich voortdurend (voor de godsleer in het procesdenken is Hartshorne belangrijker dan Whitehead).
De aantrekkingskracht van de procesfilosofie zit vooral in de grote synthese die hier tot stand wordt gebracht. Zij houdt rekening met de resultaten van de wiskunde en van de natuurwetenschappen, de moderne logica en biologie, maar tevens geeft zij de mensen een nieuwe visie op de werkelijkheid en brengt hen ook in een grotere samenhang met de rest van de kosmos. [prof.dr.H.G.Hubbeling] Litt. A.N.Whitehead, Process and reality (1929); A.N.Whitehead, Adventures of ideas (1933); L.Price, Dialogues of A.N.Whitehead (1961); A.Cloots, Van creativiteit naar allesomvattendheid: de vraag naar het ultieme in de proces-filosofie van Whitehead en Hartshorne (diss. 1978).