(LED), halfgeleiderdiode die als zij in de doorlaatrichting is geschakeld, licht uitzendt. De stroom die door de LED loopt, zorgt voor een groot aantal elektronen en gaten in het halfgeleiderkristal.
In een dunne laag (slechts enkele micrometer dik) rond de p-n-overgang vindt recombinatie van de elektronen en de gaten plaats. Recombinatie gaat gepaard met het uitzenden van een foton (in willekeurige richting). Bij de in de optische telecommunicatie gebruikte galliumarsenide-LED ligt de golflengte van het licht bij 800-900 nm, d.i in het infrarood. Bij een stroomdoorgang van enige honderden milliampère hebben deze LED’S een helderheid van ca. 50 W/cm2-sterad. LED’S die stralen in zichtbaar licht (b.v. galliumfosfide gedoteerd met zink en zuurstof resp. stikstof geeft rood resp. groen licht) worden gebruikt in displays en voor het aflezen van instrumenten waarbij een wijzer te kwetsbaar (in verband met schokken) of niet zichtbaar zou zijn (b.v. in fotocamera’s).